Het restitutiebeleid van geroofde kunst

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn op grote schaal kunstobjecten en cultuurgoederen van veelal Joodse eigenaren geroofd. Hiertoe was zelfs een speciale organisatie opgericht: de Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg (ERR). Al sinds het einde van de oorlog wordt getracht zoveel mogelijk kunst te retourneren aan de (nabestaanden van) rechtmatige eigenaren. Waarom dit restitutiebeleid tot op de dag van vandaag in het nieuws komt, leest u in dit artikel.

Tweede Wereldoorlog

Al vroeg in de Tweede Wereldoorlog werd bekend dat de nazi’s op grote schaal kunst stalen van Joodse eigenaren. Hitler wilde een groot Führermuseum beginnen, maar er was ook een financieel motief. Veel stukken werden doorverkocht. Daarom kondigde de Nederlandse wetgever noodwetten af, die alle transacties met de Duitsers verboden. Ook ondertekende de wetgever op 5 januari 1943 de Inter-Allied Declaration against Acts of Dispossession committed in Territories under Enemy Occupation or Control.  Op basis daarvan konden Nederlandse wetgever geroofde kunst terug eisen.

Na de bevrijding

Na de bevrijding werden daartoe de Raad voor het Rechtsherstel en de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) opgericht. De Raad richtte zich op de opsporing, het beheer en de liquidatie van vijandelijk en landverraderlijk vermogen en van vermogen van afwezige en onbekende eigenaren en de SNK richtte zich op het terugwinnen van Nederlands kunstbezit en teruggave van de geroofde kunstwerken. Echter gold: makkelijker gezegd dan gedaan. Nabestaanden en rechtmatige eigenaren moesten bewijzen dat zij het bezit gedwongen hadden verloren. Ook moesten zij een eventuele  verkoopprijs én de kosten van de SNK terugbetalen. In 1950 werden de taken van de SNK overgenomen door Bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen (Hergo). Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een verzoek om restitutie werd in de loop van de jaren ‘50 van de vorige eeuw ook Hergo opgeheven. De teruggave van kunst kwam daarmee tot een einde. De kunst die was teruggewonnen, maar nog niet bij de (nabestaande van) rechtmatige eigenaren terecht was gekomen, ging behoren tot de ‘NK-collectie’. Daarvan was de Staat de eigenaar.

De jaren ’90 en ‘00

Pas in de jaren ’90 van de vorige eeuw stond de teruggave van geroofde kunst weer in de internationale aandacht. Er ontstond een discussie rondom door de nazi’s geroofde bezittingen en de vraag in hoeverre het naoorlogse rechtsherstel in Nederland erin was geslaagd het materiële onrecht dat de vervolgingsslachtoffers was aangedaan, te herstellen. In Nederland werden daarom verschillende commissies en bureaus opgericht om onderzoek te doen naar de herkomst van de NK-collectie en de mate van rechtsherstel. Tegelijkertijd besloot de Tweede Kamer in 2000 dat het weer mogelijk moest worden voor (nabestaande van) rechtmatige eigenaren om restitutieverzoeken in te dienen. Daarvoor werd de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (hierna: Restitutiecommissie) in het leven geroepen. Die hanteerde een nieuw beleid waarbij tot teruggave kon worden overgegaan indien het eigendomsrecht in hoge mate aannemelijk was gemaakt en er geen aanwijzingen zijn die dat tegenspreken. Een eventuele verkoopprijs moest worden terugbetaald, maar de kosten van de SNK niet.

 Huidig restitutiebeleid

Vanaf 2015 hanteert de Restitutiecommissie een heel ander beleid, een gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid. De Restitutiecommissie betrekt in haar overweging:

  1. De internationaal en nationaal aanvaarde beginselen zoals de Washington Principles en beleidslijnen van de regering inzake de restitutie van roofkunst voor zover zij van overeenkomstige toepassing zijn;
  2. De omstandigheden waaronder het bezit van het werk verloren is gegaan;
  3. De mate waarin de verzoeker zich heeft ingespannen om het werk te achterhalen;
  4. De omstandigheden van de verwerving door de bezitter en het door hem verrichte onderzoek vóór de verwerving van het werk;
  5. Het belang van het werk voor de verzoeker;
  6. Het belang van het werk voor bezitter;
  7. Het belang van het openbaar kunstbezit.

Het belang van het openbare kunstbezit en de wijze van verwerving van de bezitter (te goeder trouw) werden steeds belangrijker. Dit leidde ertoe dat het voor (nabestaande van) rechtmatige eigenaren steeds moeilijker werd om hún geroofde kunst terug te krijgen. Het belang van – veelal – musea woog het zwaarst. Dit bracht een nieuwe vlaag aan internationaal kritiek met zich mee. De commissie is verweten niet langer in overeenstemming met internationale verdragen te handelen.

De toekomst

In 2016 is daarom toegezegd dat het beleid en de organisatiestructuur omtrent restitutie van roofkunst in 2020 geëvalueerd zal worden. De huidige minister heeft daarom de volgende opdracht verleend:

  1. Het evalueren van het huidige beleid omtrent geroofde kunst uit de Tweede Wereldoorlog met oog voor de juridische en morele aspecten.
  2. Het adviseren over mogelijke verbeteringen van het beleid.

De uitkomst van de evaluatie zijn nog niet bekend. Wij bij Jeroen Bosch Advocaten houden de ontwikkelingen scherp in de gaten.

Conclusie

Wilt u weten wat wij voor u kunnen betekenen bij het terughalen van geroofde kunst? Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. Uw contactpersonen op het gebied van kunstrecht zijn Edgar Mulders en Mariska Kamsteeg. U kunt hen dagelijks bereiken op telefoonnummer 073 – 690 08 88, of stuur hen een e-mail naar info@jba.nl.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *