Ziekenhuizen aansprakelijk voor schade door vertraging in de behandeling tijdens eerste coronagolf?

Meer beenamputaties door lockdown in de zorg” kopte de NOS afgelopen zondag. Het stilvallen van de reguliere zorg door de coronacrisis heeft in meer ziekenhuizen geleid tot een toename van het aantal grote amputaties, blijkt uit een rondgang van de NOS langs 17 ziekenhuizen. Volgens vaatchirurg Van der Laan van het Amphia Ziekenhuis in Breda is een van de belangrijkste redenen van deze problematiek de angst die gecreëerd is om zorg te vragen. In veel ziekenhuizen lag de reguliere zorg bovendien volledig plat door de coronazorg. Ziekenhuizen hielden niet-coronapatiënten in het begin van de crisis buiten de deur. Ook het besmettingsgevaar en het gebrek aan beschermingsmiddelen speelden daarbij een rol. Volgens Van der Laan hadden ziekenhuizen meer moeten doen om niet-coronapatiënten te ontvangen op de polikliniek. In zijn optiek moeten de ziekenhuizen anders handelen bij een eventuele tweede coronagolf.

De juridische vraag die zich aanleiding van voorgaande voordoet is in hoeverre ziekenhuizen aansprakelijk te houden zijn voor gezondheidsschade die bij patiënten is ontstaan doordat tijdens de eerste coronagolf de reguliere zorg niet of onvoldoende toegankelijk was. In dit blog staan we uitsluitend stil bij de situatie dat een geneeskundige behandelingsovereenkomst is gesloten.

Alvorens nader op deze vraag in te gaan is het goed een korte schets te geven van het juridisch kader. In artikel 7:453 BW is wettelijk verankerd dat de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen teneinde zijn verplichtingen jegens de patiënt correct na te komen. Het gaat om het in acht nemen van de zorg die een redelijk handelend redelijk bekwaam beroepsgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De woorden ‘in dezelfde omstandigheden’ slaan op omgevingsfactoren. De norm waar het handelen aan wordt getoetst wordt de professionele standaard genoemd. Handelt de hulpverlener in strijd met de professionele standaard, dan is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst waarvoor het ziekenhuis op basis van centrale aansprakelijkheid aansprakelijk geacht kan worden. Althans, voor zover die tekortkoming ook toerekenbaar is.

 Terugkomend op de opmerking van Van der Laan, lijkt deze opmerking gebaseerd op voortschrijdend inzicht. Immers, met de kennis van nu hadden de ziekenhuizen achteraf bezien wellicht meer moeten doen om niet-coronapatiënten op de polikliniek te ontvangen ter voorkoming van (extra) gezondheidsschade. De kennis van nu is echter niet de lat waarlangs het handelen van (de hulpverleners in) het ziekenhuis tijdens de eerste coronagolf moet worden beoordeeld. Anders gezegd, de omstandigheden op het moment van handelen dienen meegewogen te worden in het oordeel of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Vermoedelijk ligt de lat voor aansprakelijkheid door de veranderde omgevingsfactoren die de coronacrisis meebracht (en brengt) hoger.

Naar verwachting zullen ziekenhuizen zich voorts op het standpunt stellen dat, voor zover wel sprake zou zijn van een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst, de tekortkoming niet is toe te rekenen aan het ziekenhuis. Interessant is in dat licht het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 20 november 2002. In deze zaak heeft een gynaecoloog te traag gereageerd op de tekenen van foetale nood, waardoor het kind gehandicapt is geraakt. Dat de vertraging in de behandeling een tekortkoming is in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst, komt vast te staan. Het ziekenhuis probeert zich echter te disculperen van aansprakelijkheid door zich erop te beroepen dat de tekortkoming niet aan haar is toe te rekenen. Die avond zou namelijk sprake zijn geweest van een geheel onverwachte extreme drukte – meerdere risicobaringen deden zich op hetzelfde moment onverwacht voor – zodat het te trage optreden van de gynaecoloog niet toerekenbaar zou zijn.

Het hof zag dat toch anders. Volgens het hof had het ziekenhuis de vertraging kunnen voorkomen door haar organisatie zodanig in te richten dat zij op dit soort situaties beter was voorbereid.

De vraag die logischerwijs rijst is of van de ziekenhuizen had kunnen worden verwacht dat zij hun organisatie anders hadden ingericht zodat zij beter voorbereid waren op de eerste coronagolf. Vermoedelijk niet. Het ging immers om een dusdanig omvangrijke en onvoorzienbare crisis in de zorg, dat het in de rede lijkt te liggen dat ziekenhuizen hun organisatie daar niet op hadden hoeven afstemmen. Ten aanzien van een eventuele tweede coronagolf ligt dit natuurlijk anders. De kennis van nu dient immers te worden gebruikt voor een eventuele nieuwe crisis. Laten we echter hopen dat het niet zover gaat komen.

Bovenstaande problematiek is enorm complex. Voorgaande geeft slechts een globale schets van de problematiek die te verwachten valt in het kader van het medisch aansprakelijkheidsrecht. Het onderstreept dat het naar onze verwachting moeilijk zal zijn een ziekenhuis aansprakelijk te houden voor gezondheidsschade door een vertraging in de behandeling tijdens de eerste coronagolf. Dat wil echter niet zeggen dat er geen fouten zijn gemaakt en die fouten per definitie niet toerekenbaar zullen zijn. Iedere zaak is anders en moet zodoende beoordeeld worden in het licht van alle omstandigheden van het geval.

Contact

Dit blog is geschreven door Nicole Verpaalen. Heeft u een vraag over dit onderwerp of bent u benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen, bel dan met 073-6900888, stuur een facebookbericht, of stuur een e-mail naar info@jba.nl.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *