Voeging benadeelde partij in strafzaak op de schop?

Op 19 juli 2019 is de Innovatiewet Strafvordering gepubliceerd. Het wetsvoorstel ziet op de aanpassing van een aantal onderdelen van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Eén van de aanpassingen betreft de mogelijkheid voor de rechter tot het afsplitsen van een verzoek tot schadevergoeding van de strafzaak indien er sprake is van een gewelds- of zedenmisdrijf. Deze aanpassing zou belangrijke gevolgen hebben voor de verhaalbaarheid van de schade van het slachtoffer. Inmiddels is gebleken dat deze zogenaamde klapluikconstructie gelukkig voorlopig van de baan is. Hoe is het nu geregeld voor slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven en wat houdt de voorgestelde klapluikconstructie precies in? Op deze vragen geven wij in dit artikel graag antwoord.

Positie van het slachtoffer binnen het strafproces

Door de jaren heen heeft de wetgever steeds meer oog gekregen voor de belangen van slachtoffers van strafbare feiten. In het Wetboek van Strafvordering is zelfs een aparte titel opgenomen die ziet op de rechten van het slachtoffer in een strafproces. Naast het recht op onder andere informatie over de voortgang van de zaak (artikel 51ac Sv), het inzien van processtukken (artikel 51b Sv) en het spreekrecht (artikel 51e Sv), heeft het slachtoffer ingevolge artikel 51f Sv ook de mogelijkheid om zijn verzoek tot schadevergoeding te voegen in het strafproces. Een stukje civiel recht dat dus binnen het strafrecht wordt behandeld en dat heeft voordelen voor het slachtoffer. Naast dat hiermee een civiele procedure mogelijk kan worden voorkomen, heeft de strafrechter, in tegenstelling tot de civiele rechter, de mogelijkheid om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Maar wat houdt deze schadevergoedingsmaatregel precies?

Schadevergoedingsmaatregel

De schadevergoedingsmaatregel is neergelegd in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Kort en goed houdt de schadevergoedingsmaatregel in dat wanneer de strafrechter de gevorderde schadevergoeding geheel of gedeeltelijk toewijst en daarbij de schadevergoedingsmaatregel oplegt, de Staat de schade als voorschot aan het slachtoffer uitkeert indien na acht maanden blijkt dat de dader de schadevergoeding nog niet of slechts gedeeltelijk aan het slachtoffer heeft voldaan. Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) draagt zorg voor het innen van de schadevergoeding bij de dader en de doorbetaling ervan aan het slachtoffer.

Het slachtoffer heeft dus de zekerheid dat hij acht maanden na het onherroepelijk worden van de uitspraak van de strafrechter de toegewezen schadevergoeding ontvangt. Deze zekerheid bestaat binnen het civiele recht niet. Indien een slachtoffer de dader in een civiele procedure betrekt en de rechter bepaalt dat de dader een schadevergoeding moet betalen, dan moet het slachtoffer het vonnis (of in hoger beroep of cassatie het arrest) nog executeren. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een deurwaarder die beslag legt op de bezittingen van de dader. Daarbij geldt echter altijd het principe ‘van een kale kip kun je niet plukken’. Het slachtoffer loopt dus het risico dat hij uiteindelijk niets of slechts een deel van zijn schade vergoed krijgt. Dat een slachtoffer binnen het strafrecht een beroep kan doen op de schadevergoedingsmaatregel is dus een groot voordeel.

Klapluikconstructie

Zoals eerder aangegeven, houdt het nieuwe wetsvoorstel in dat een slachtoffer mogelijk niet zijn schade kan vorderen in de strafprocedure indien het een gewelds- of zedenmisdrijf betreft. De strafrechter heeft namelijk in dat geval de mogelijkheid om het verzoek tot schadevergoeding af te splitsen van de strafzaak. Het slachtoffer moet dan voor de schade een aparte civiele procedure aanhangig maken. Daarmee vervalt de mogelijkheid om een beroep te doen op de schadevergoedingsmaatregel, maar ook andere nadelige gevolgen zijn denkbaar. Zo zal een slachtoffer maar ook een civiele rechter de uitkomst van het strafproces willen afwachten, omdat een strafrechtelijke veroordeling in het civiele recht dwingend bewijs oplevert dat de feiten zijn begaan. Bewijs dat in het kader van de strafrechtelijke procedure wordt verzameld, kan immers vaak pas aan een slachtoffer worden verstrekt als het OM in samenwerking met de politie de onderzoeksfase heeft afgerond. Dat proces neemt soms maanden of zelfs jaren in beslag. Ook kan worden gesteld dat de toegang tot de rechter wordt beperkt, althans, minder aantrekkelijk wordt. In een strafprocedure kan een slachtoffer immers kosteloos bijstand krijgen van Slachtofferhulp of kan er een toevoeging worden aangevraagd voor bijstand door een advocaat. Hierbij geldt geen inkomensgrens of eigen bijdrage. Bij een toevoeging voor een civiele procedure geldt wel een inkomensgrens en eigen bijdrage, waardoor de kosten voor bijstand hoog op kunnen lopen. Tezamen met het procesrisico en bijkomende kosten als het griffierecht, wegen de kosten van een procedure vaak niet op tegen de schade die wordt geleden. Dat houdt in dat een slachtoffer er mogelijk vaker voor kiest om de schade zelf te dragen of een beroep te doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Dat zijn ontwikkelingen waarvan we ons moeten afvragen of deze wenselijk zijn.

Conclusie

Uit voorgaande blijkt de noodzaak van de mogelijkheid om in de strafzaak een verzoek tot schadevergoeding te kunnen voegen. Wij hopen dan ook voor de slachtoffers dat de voorgestelde klapluikconstructie definitief van de baan gaat.

Contact

Heeft u vragen over dit onderwerp? Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.nl.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *