NH1816 komt beroep op de gordelkorting én het beroep op de uitsluitingsclausule voor bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld niet toe

Op 29 januari 2025 deed de rechtbank Noord-Holland uitspraak in een verzekeringszaak. Het gaat om een ernstig eenzijdig verkeersongeval. De bestuurster van het voertuig, een 37-jarige jonge vrouw, liep meervoudig ernstig letsel op. De verzekeraar stelt op grond van de polisvoorwaarden niet tot dekking gehouden te zijn, omdat de schade het gevolg is van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld. De rechtbank volgt dit standpunt niet.

Wat is er gebeurd?

Op 18 oktober 2022 omstreeks 05:27 uur heeft zich op de snelweg A50 in Ewijk een eenzijdig verkeerongeval voorgedaan. Het betreft hier een rechte weg, waar de maximaal toegestane snelheid 130 km/u bedroeg. Er was ten tijde van het ongeval sprake van mist en een nat/vochtig wegdek. Het voertuig is tegen de vangrail gebotst en vervolgens gecrasht.

De politie, ambulance en brandweer zijn ter plaatse gekomen. De bestuurster zat met haar linkerbeen vast bij de deur en lag met haar lichaam over de bijrijdersstoel heen. De deur van de bestuurderskant kon door de brandweer niet worden geopend. De bestuurster werd uit de auto getrokken, op de brancard gelegd en direct naar de ambulance gebracht. Per ambulance is de bestuurster naar het ziekenhuis gebracht waar zij is geopereerd. Er volgde een linker bovenbeenamputatie.

De bestuurster zou de maximaal toegestane snelheid hebben overtreden en mogelijk niet de gordel op de juiste manier hebben gedragen.

Hoe was de personenauto verzekerd?

De personenauto was op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen verzekerd bij NH1816 met de volgende dekkingen: WA en Volledig Casco. Daarnaast was er een Schadeverzekering In- en Opzittenden (SVI) afgesloten.

Op deze verzekeringen zijn polisvoorwaarden van toepassing, waaronder de Polismantel 5022 en de SVI-voorwaarden.

In artikel 2 van de Polismantel 2055 wordt vermeld welke schade NH1816 niet vergoed. Dat is namelijk schade welke het gevolg is van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld.

In artikel 6 van de Polismantel 5022 worden een aantal begrippen gedefinieerd. Bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld is, zoals beschreven in de Polismantel 5022, een juridische term waarmee een ernstige mate van schuld die aan opzet grenst wordt bedoeld. De vraag of iemand bewust of onbewust handelt is niet aan de orde bij merkelijke schuld. Opzet is volgens de Polismantel 5022 aanwezig als  een schade ontstaat doordat een verzekerde of belanghebbende opzettelijk iets doet of nalaat wat in strijd is met de wet.

In de SVI-voorwaarden wordt verwezen naar art. 2 van de Polismantel 2055. Verder wordt in art. 5 van de SVI-voorwaarden vermeld dat de schadevergoeding die de verzekering moet betalen met 25% kan worden verlaagd wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen op het moment van het ontstaan van het ongeval.

Waarom is er volgens NH1816 sprake van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld?

NH1816 stelt dat zij niet gehouden is dekking te verlenen op grond van de polisvoorwaarden. Uit het toedrachtonderzoek is gebleken dat de bestuurster voor het ongeval 23 tot 27 km/u te hard reed, terwijl het donker was en er sprake was van dichte mist. De bestuurster is na een korte nacht vroeg de weg opgegaan, op slippers en met haar winterjas achter het stuur gaan zitten zonder een kennelijke bestemming en met de wetenschap dat zij enkele weken vóór het ongeval achter het stuur in slaap was gevallen en met haar auto tegen de vangrail was gereden. Volgens NH1816 heeft de bestuurster de aanmerkelijke kans op een ongeval in het leven geroepen, hetgeen als roekeloos moet worden beschouwd. Zij had zich er op zijn minst bewust van behoren te zijn dat er een aanmerkelijke kans was op een  – al dan niet eenzijdig – ongeval.

Wat oordeelt de rechtbank over de bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld?

NH1816 beroept zich op de uitsluitingsclausule die zij heeft opgenomen in de polisvoorwaarden. De rechtbank acht het van belang of NH1816 een definitie heeft gegeven van het begrip ‘bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld’ in de polisvoorwaarden. Dit is het geval. NH1816 bedoelt hiermee een ernstige mate van schuld die aan opzet grenst.

In artikel 7:952 van het Burgerlijk Wetboek wordt bepaald dat de verzekeraar geen schade vergoedt aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt. Eerder werd door ons een artikel geschreven over de opzetclausule in het verzekeringsrecht. Het artikel vind je hier: De opzetclausule in het verzekeringsrecht: we herhalen het nog maar eens – Jeroen Bosch Advocaten

Artikel 7:952 van het Burgerlijk Wetboek is van regelend recht. NH1816 is in haar polisvoorwaarden van deze wettelijke uitsluiting afgeweken, waardoor de rechtbank oordeelt dat de zelf geformuleerde maatstaf van NH1816 maatgevend is.

De rechtbank gaat op basis van een onderzoek ervan uit dat door de bestuurster werd gereden met een snelheid van 153 tot 157 km/uur waar een maximaal snelheid gold van 130 km/u. Dit wordt door rechtbank gezien als een stevige snelheidsovertreding, maar niet als bovenmatig.

De rechtbank merkt verder op dat de bestuurster op een rechte snelweg reed, op de meest linkerrijstrook (van vier rijstroken), waar weinig of geen ander verkeer aanwezig was. De snelheidsovertreding is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat sprake is geweest van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld in de zin van de polisvoorwaarden.

Het KNMI had code geel afgegeven ten tijde van het ongeval. Dit betekent dat er kans is op gevaarlijk weer, waarbij het raadzaam is (extra goed) op te letten als men onderweg is. De rechtbank is van oordeel dat de bestuurster met deze weersituatie en de door haar gereden snelheid op een vochtige rijbaan erg onvoorzichtig is geweest. Dit betekent volgens de rechtbank echter niet dat het verkeersgedrag zodanig gevaarlijk was dat gesproken kan worden van een mate van schuld die bijna net zo ernstig is als opzet en daarmee dus aan opzet grenst.

Volgens de rechtbank kan hiervan alleen gesproken worden indien er meer (verzwarende) omstandigheden zouden hebben gespeeld zoals drank-, drugs-, en/of telefoongebruik tijdens het rijden. Dat was niet het geval.

Een aantal vragen zoals de bestemming van de autorit, het vroege tijdstip waarop de bestuurster op de snelweg reed, de precieze toedracht van de botsing, het daaraan voorafgaand niet remmen en het dragen van slechts slippers en een winterjas  blijven onbeantwoord. Er bestaat een neiging om achteraf zaken in te vullen en te reconstrueren, maar de rechtbank dient zich van veronderstellingen en speculaties te weerhouden. Niemand weet precies wat er kort vóór en ten tijde van het ongeval is gebeurd. Er is namelijk geen verkeersongevallen analyse ter plaatse uitgevoerd, geen technisch onderzoek verricht en de bestuurster heeft consistent verklaard dat zij zich niets meer van het ongeval en wat daaraan is voorafgegaan kan herinneren.

Volgens de rechtbank zijn er onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om te oordelen dat de schade van de bestuurster het gevolg is van haar bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld volgens de polisvoorwaarden. Een beroep op de uitsluitingsclausule faalt.

Het (niet) dragen van de autogordel

NH1816 voert aan dat indien zij wel gehouden is tot uitkering, de uitkeringsverplichting mag worden verminderd met 25% omdat de bestuursters haar autogordel niet (juist) droeg. NH1816 beroept zich op een rapport waaruit blijkt dat de autogordel achter de rug van de bestuurster was vastgeklikt. Een hoofdagent die na de aanrijding ter plaatse was heeft na latere bestudering van fotomateriaal op zijn telefoon geconcludeerd dat de autogordel achterlangs was gedragen.

Volgens het ritformulier van de ambulance blijkt dat de bestuurster de gordel wel om had. Maar volgens NH1816 kan dit niet kloppen. De bestuurster lag namelijk na het ongeval met haar lichaam over de bijrijdersstoel. Wanneer zij de gordel juist had gedragen was dit volgens NH1816 niet mogelijk. De gordel zou moeten zijn doorgeknipt, nu het lichaam niet in beweging was te krijgen. Hier was geen sprake van. Volgens NH1816 is het onvoorstelbaar dat de gordel zou zijn losgemaakt en nadat de bestuurster uit de auto werd gehaald, weer is vastgeklikt. Daarnaast waren er ook geen sporen zichtbaar op de gordel die wijzen op het dragen daarvan.

Wat oordeelt de rechtbank over het niet dragen van de autogordel?

De personenauto is een maand na het ongeval fysiek onderzocht door OAN. OAN heeft uitsluitend namens NH1816 opgetreden. Het betreft dus een partijrapportage waardoor de rechtbank hier voorzichtig en terughoudend mee omgaat.

Volgens de rechtbank wordt in het rapport niet duidelijk beschreven dat er aanwijzingen zijn die erop duiden dat de gordel achter het lichaam was vastgeklikt. Deze conclusie is gebaseerd op een reconstructie die pas bijna een maand na het ongeval heeft plaatsgevonden. Het is niet bekend wat er in de tussentijd met de auto is gebeurd en of er toen door derden handelingen met de gordel zijn verricht.

De foto’s waar de hoofdagent op zou hebben gezien dat de autogordel achterlangs werd gedragen, worden niet overgelegd. De hierop gebaseerde aanname dat de gordel achterlangs werd gedragen kan daarom niet als vaststaand feit worden aangenomen. Bovendien blijkt uit een aanvullend rapport van OAN dat de politieagenten die na het ongeval ter plaatste kwamen, niet zeker weten of de bestuurster de autogordel droeg toen zij nog in de auto zat.

De notitie van de ambulancedienst dat de bestuurster de autogordel heeft gedragen, is volgens de rechtbank de enige directe waarneming ter plaatste. Het is de ambulancedienst die de bestuurster uit de auto heeft kunnen trekken.

Verder wordt door de rechtbank enige betekenis toegekend aan de consistente en met redenen omklede verklaring van de bestuurster over het dragen van de autogordel. Haar broer is namelijk in 2005 als gevolg van het niet dragen van een autogordel bij een verkeersongeval komen te overlijden. De bestuurster droeg om die reden altijd een gordel.

Ook betrekt de rechtbank in haar oordeel dat de bestuurster met haar linkerbeen vast zat bij de linker deur en dat zij met haar lichaam over de bijrijdersstoel lag en door de rechterzijde van de auto, uit de auto is getrokken. Wanneer de bestuurster geen gordel had gedragen had de bestuurster bij een botsing vrij door de auto kunnen bewegen en alle kanten op kunnen worden geslingerd. Daarvoor zijn geen concrete aanwijzingen. NH1816 had aanvullende feiten en omstandigheden naar voren moeten brengen.

Niet is komen vast te staan dat de bestuurster ten tijde van het ongeval de veiligheidsgordel niet droeg. NH1816 kan dus geen beroep doen op de gordelkorting van 25%.

Conclusie

De rechtbank Noord-Holland oordeelde dat NH1816 ten onrechte een beroep deed op de uitsluitingsclausule voor bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld. Hoewel de bestuurster te hard reed, de weersomstandigheden ongunstig waren en zij hiermee erg onvoorzichtig reed, was dit onvoldoende om te stellen dat haar gedrag grensde aan opzet. Dit onderstreept dat uitsluitingen kritisch worden beoordeeld: wanneer een verzekeraar afwijkt van de wettelijke definitie en een eigen maatstaf hanteert, moet deze maatstaf zorgvuldig worden toegepast.

Daarnaast heeft NH1816 niet kunnen aantonen dat de bestuurster haar autogordel niet droeg. Het beroep op de gordelkorting faalde. Dit laat zien dat er voldoende bewijs moet worden aangevoerd door een verzekeraar, wanneer zij een beroep doet op een dergelijke clausule.

NH1816 is in deze zaak gehouden tot uitkering van de schade.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *