Leed valt niet te delen: over shockschade

Op 16 december 2015 deed de rechtbank Rotterdam uitspraak in een zaak over shockschade (klik hier voor het vonnis). Een zaak met een vreselijk feitencomplex. Een vrouw fietst met haar dochter achterop wanneer zij wordt aangereden door een vrachtwagen. De fiets valt. Moeder raakt ernstig gewond. De dochter komt onder de wielen van de vrachtwagen en overlijdt ter plaatse.

Vader had sirenes gehoord, hoorde een trauma helikopter en zag later ook deze helikopter. Hij dacht nog, het zal toch niet voor mijn vrouw en dochter zijn.

Hij liep naar de plaats van de aanrijding die inmiddels was afgezet met rood/wit politielint. Hij zag tegen een boom de fiets van zijn vrouw staan.

Vader kroop onder het lint door en sprak daar met de agenten. De agenten vertelden hem dat zijn vrouw zwaargewond naar het ziekenhuis was gebracht en dat zijn dochter bij het ongeval om het leven was gekomen.

Vader gilde en liep naar de ongevalsplek waar bebloede lakens en dekens lagen waarmee zijn dochter eerder was afgedekt ook lagen daar nog stoffelijke overschotten van zijn dochtertje die niet waren afgedekt. Vader zag dit en kon niet geloven wat er was gebeurd.

De gevolgen voor de vader

Vader heeft ten gevolge van de gebeurtenis een posttraumatische stressstoornis (PTSS) opgelopen en een reactieve depressie. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de vrachtwagen voert verweer tegen de shockschadeclaim van vader.

Wat is shockschade

Shockschade is de schade die iemand lijdt door de rechtstreekse confrontatie met de ernstige gevolgen van een ongeval. In deze zaak de confrontatie van vader met hetgeen hij op de ongevalsplek aantrof net nadat het ongeval was gebeurd.

Voor een schadevergoeding is vereist dat bij het shockschadeslachtoffer een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is vastgesteld. Bij de vader de PTSS en de reactieve depressie.

Belangrijk is daarbij onder meer dat alleen de schade die het gevolg is van de rechtstreekse confrontatie met de ernstige gevolgen van het ongeval voor vergoeding in aanmerking komt en niet de schade die het gevolg is van het gemis van zijn dochter. Schade in verband met het gemis van zijn dochter noemen we affectieschade en die schade komt (nog) niet voor vergoeding in aanmerking. Zie hier voor een eerder artikel over affectieschadevergoeding.

De arts geeft aan dat de reactieve depressie ook zou zijn ontstaan wanneer vader niet naar de ongevalsplaats zou zijn toegegaan. Maar van de PTSS zegt de arts dat deze klachten wél het gevolg zijn van de confrontatie.

Vervelende discussie met de verzekeraar

Volgens de aansprakelijkheidsverzekeraar van de vrachtwagen heeft de vader echter een rouwreactie. De verzekeraar betwist dat vader een PTSS heeft en voert aan dat het geestelijk letsel van vader is ontstaan door het gemis van zijn dochter. Dus affectieschade in plaats van shockschade en daarom niet vorderbaar.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank Rotterdam heeft in de uitspraak van 16 december 2015 geoordeeld dat het voor deskundigen niet mogelijk is om een exact onderscheid te maken tussen de psychische klachten die zijn ontstaan door de confrontatie met het ongeval en de klachten die zijn ontstaan door de gevolgen van het ongeval (ernstig invalide echtgenoten en overleden dochter). Waar in eerdere uitspraken werd voorgesteld de verdeling 50% (shockschade)-50% (affectieschade) te maken deed de rechtbank Rotterdam dat hier anders. De rechtbank Rotterdam oordeelde;

  1. dat het een illusie was te denken dat onderscheid kon worden gemaakt tussen het leed van de vader veroorzaakt door de confrontatie en het leed van de vader veroorzaakt door de gevolgen;
  2. dat niet viel uit te sluiten dat vader ook psychische klachten zou hebben gekregen wanneer hij niet kort na het ongeval ter plaatse zou zijn geweest;
  3. dat een expertise naar de klachten van vader onwenselijk was, omdat een expertise voor vader zeer belastend zou zijn terwijl de rechtbank niet verwachtte dat een expertise een wezenlijk toegevoegde waarde zou hebben ten opzichte van de beschikbare informatie;
  4. en tot slot werd de conclusie getrokken dat voldoende was aangetoond dat vader geestelijk letsel had opgelopen ten gevolge van de confrontatie met de gevolgen van het ongeval en dat hij daardoor in zijn persoon is aangetast.

De volledige schade van vader werd gezien als shockschade en de volledige schade moest door de aansprakelijkheidsverzekeraar worden vergoed.

Als deze tendens wordt voorgezet dan hoeven shockschadeslachtoffers niet meer de dupe te zijn van het feit dat leed niet valt te delen. En dat lijkt ons toch een zeer positieve ontwikkeling.

Contact

Wilt u graag advies over dit onderwerp? Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.nl.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *