Eenzijdige deskundigenrapporten ter discussie in dwarslaesiezaak  

De rechtbank Limburg boog zich recent over een kwestie waarbij een motorrijder door een ongeval in 2014 een dwarslaesie heeft opgelopen. Het tussenvonnis van de rechtbank volgde op 12 april jl, welke afgelopen maandag werd gepubliceerd. U kunt de uitspraak hier nalezen.

Kwestie

De motorrijder, ten tijde van het ongeval 25 jaar oud, werd in 2014 aangereden door een auto. Bij dit ongeval heeft hij dermate ernstig rugletsel opgelopen, dat hij vanaf de tepellijn volledig verlamd is geraakt.

Achmea heeft namens de verzekeraar van de Belgische wederpartij, KBC Verzekeringen, op 8 april 2015 de aansprakelijkheid erkend. Sindsdien heeft KBC Verzekeringen € 900.000,00 aan voorschotten betaald en tijdens de mondelinge behandeling van de zaak is nog een aanvullend voorschot van € 50.000,00 toegezegd.

Partijen kunnen echter geen overeenstemming bereiken over de totale omvang van de schade. Reden waarom zij zich tot de rechtbank Limburg hebben gewend. De visie van de rechtbank ten aanzien van de meest relevante schadeposten worden in het hiernavolgende besproken.

Zorgbehoefte

In de procedure omvat deze post de persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en toezicht van eiser. Tevens wordt onder deze post ook de behoefte huishoudelijke hulp meegenomen.

Partijen hebben op gezamenlijk verzoek een ergotherapeut ingeschakeld om te zorgbehoefte te laten berekenen. Eiser heeft eenzijdig ook een andere deskundige benaderd, een verpleegkundige, om de zorgbehoefte in kaart te laten brengen. De ergotherapeut komt tot een zorgbehoefte van 18,5 uur per week, de verpleegkundige tot 25 uur per week. Volgens de ergotherapeut kan dit verschil worden verklaard vanuit de omstandigheid dat beide deskundigen een andere discipline hebben, een van elkaar afwijkende vraagstelling hebben ontvangen en de ergotherapeut ook oplossingen heeft aangedragen, waardoor de zelfstandigheid van eiser groter wordt en de zorgbehoefte op haar beurt lager.

Partijen worden het niet met elkaar eens welke berekening als uitgangspunt moet worden genomen. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de ergotherapeut als uitgangspunt moet worden genomen, nu deze deskundige in gezamenlijk overleg met beide partijen is benoemd en de uitkomst derhalve bindend is. Alleen indien er klemmende bezwaren zijn om aan de rapportage beslissende betekenis toe te kennen, kan van het rapport worden afgeweken. Daar is hier geen sprake van. Ook de omstandigheid dat volgens eiser het door toedoen van Achmea lang heeft geduurd voordat de ergotherapeut werd ingeschakeld, is volgens de rechtbank geen vrijbrief om op eigen houtje een andere deskundige te benaderen. Daarbij heeft eiser een verplichting om zijn schade zoveel mogelijk te beperken door de aangedragen hulpmiddelen te gebruiken. De door de ergotherapeut vastgestelde 18,5 wordt derhalve gebruikt om de zorgbehoefte te berekenen. Dit gaat tegen een tarief van € 25,00 per uur.

Verlies aan verdienvermogen

Ten tijde van het ongeval was eiser werkzaam als eerste verkoper bij een supermarkt. Sinds het ongeval heeft hij niet meer gewerkt en is door het UWV op enig moment 100% arbeidsongeschikt verklaard.

Eiser heeft eenzijdig een arbeidsdeskundige benaderd om de restverdiencapaciteit vast te stellen. Dat zou volgens de arbeidsdeskundige gaan om 10 uur per week tegen een wettelijk minimum loon van € 9,72. Daarna heeft eiser eenzijdig een rekenkundige ingeschakeld om de schade te laten berekenen.

Achmea erkent dat er op dit punt schade wordt geleden, maar wil zich niet conformeren aan het oordeel van de arbeidsdeskundige en de rekenkundige, nu deze eenzijdig zijn ingeschakeld.

Volgens de rechtbank worden ten aanzien van onder andere deze schadepost doorgaans verschillende deskundigen geraadpleegd in een vaste volgorde. Het gaat dan om eerst een medisch specialist, dan een verzekeringsarts, daarna een arbeidsdeskundige en, zodra de uitgangspunten vaststaan, een rekenkundige. Iedere opvolgende deskundige heeft de informatie van de voorgaande deskundige nodig om aan de slag te kunnen. Omdat hieraan niet is voldaan en eiser zonder overleg met KBC/Achmea deskundigen heeft ingeschakeld, neemt de rechtbank de rapporten niet tot uitgangspunt. Ook gaat de rechtbank mee in het verweer van Achmea dat een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% dat wordt vastgesteld door het UWV, niet zonder meer betekent dat er in zijn geheel geen restverdiencapaciteit meer is. Overigens kwam de door de eiser ingeschakelde arbeidsdeskundige ook niet tot die conclusie.

De rechtbank is voornemens om een deskundigenbericht te gelasten, waarbij een nieuwe arbeidsdeskundige wordt benoemd.

Kosten derden

Gezien voorgaande is het niet verrassend dat de rechtbank de gevorderde kosten van de eenzijdig ingeschakelde deskundigen niet toewijst. Wel worden de kosten van een ingeschakelde belastingadviseur toegewezen, maar niet structureel. De rechtbank begrijpt dat de belastingaangifte in het begin wat ingewikkelder was in verband met de hoogte van de voorschotten die zijn betaald, maar acht deze kosten niet zonder meer blijvend en noodzakelijk.

Ook over de buitengerechtelijke kosten wordt gediscussieerd. Zo vordert eiser een vergoeding voor de kosten die zijn tante, een voormalig strafrechtadvocate, en vriend hebben gemaakt, naast de kosten van de belangenbehartiger van eiser. De rechtbank gaat daar niet in mee, omdat zij de mening is toegedaan dat als eiser een goede belangenbehartiger heeft, het niet noodzakelijk is om ook nog andere partijen te raadplegen.

Smartengeld

Voor wat betreft zijn immateriële schade vordert eiser een vergoeding van € 375.000,00. Achmea acht een vergoeding van € 150.000,00 passend. De rechtbank gaat mee in het standpunt van Achmea en wijst € 150.000,00 toe.

Incident

In de hoofdzaak is ook een incident opgeworpen, strekkende tot betaling van een voorschot van € 100.000,00 op de materiële schade en een maandelijks voorschot op de materiële schade van € 8.333,33 voor de duur van de procedure. De rechtbank wijst in het incident een voorschot toe van € 50.000,00.

In de hoofdzaak wordt iedere verdere beslissing aangehouden tot na de afronding van het arbeidsdeskundigenbericht.

Conclusie

Uit dit tussenvonnis wordt in ieder geval duidelijk dat het niet raadzaam is om “zomaar” eenzijdig deskundigen in te schakelen. Uiteraard volgt uit dit vonnis niet op welke wijze dat tot stand is gekomen, maar voor slachtoffers is het essentieel dat zij bij de afwikkeling van een zaak goede begeleiding krijgen van een belangenbehartiger. Voor je het weet word je als slachtoffer opgezadeld met kosten die niet op de aansprakelijke partij kunnen worden verhaald en de kosten van deskundigen kunnen fors oplopen.

Contact

Wilt u weten wat deze uitspraak voor u betekent? Neemt u dan vooral contact met ons op. Dat kan via het telefoonnummer boven in beeld of via info@jba.nl.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *