Uitsluitingsclausule alcoholgebruik na eenzijdig verkeersongeval. Alcoholpromillage veroorzaakt door ná ongeval genuttigde drank?
Op 4 augustus jl. heeft de rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak die ging over de uitsluitingsclausule van een schadeverzekering inzittenden (SVI) met betrekking tot alcoholgebruik. De uitspraak kunt u hier teruglezen.
Wat was er aan de hand?
Op 25 september 2017 is de bestuurder van een auto een eenzijdig ongeval overkomen. Na een avond stappen op de kermis is hij rond 03:00 uur met de auto van de weg geraakt en tegen een boom tot stilstand gekomen. Ten tijde van het ongeval had de bestuurder een SVI bij A.S.R. Door A.S.R. is aan de bestuurder € 20.500,00 aan voorschotten betaald. Achteraf is gebleken dat de bestuurder alcohol had genuttigd. In deze procedure vordert A.S.R. onder meer terugbetaling van de betaalde voorschotten omdat sprake zou zijn van overmatig alcoholgebruik door de bestuurder en hij daarom geen recht heeft op dekking.
Het geschil
Op grond van artikel 3.3 lid 1 van de polisvoorwaarden is er onder meer geen dekking bij overmatig alcoholgebruik van de bestuurder van het motorrijtuig. Volgens de rechtbank staat tussen partijen vast dat de bestuurder van de auto een beginnend bestuurder was en dat bij hem een bloed-alcoholgehalte van 0,6 promille is gemeten. De bestuurder heeft zich echter op het standpunt gesteld dat desalniettemin niet is voldaan aan de uitsluiting van artikel 3.3 lid 1, aangezien het gemeten alcoholpromillage zou zijn veroorzaakt door ná het ongeval door hem genuttigde alcoholhoudende drank.
De bestuurder heeft in dit kader gesteld dat hij na het ongeval, toen iemand anders ter plaatse kwam, van haar te drinken heeft gehad. Deze betrokkene had die avond vrienden van haar, die ook op de kermis waren, naar huis gebracht. Die vrienden hadden een fles meegenomen in haar auto en hadden daaruit onderweg gedronken. Die fles is in de auto van de betrokkene achtergelaten. De betrokkene wist weliswaar niet wat er in die fles zat, maar gezien de toestand van haar passagiers heeft zij achteraf niet de indruk dat er water in die fles zat. De bestuurder stelt dat hij na het ongeval uit die fles heeft gedronken en dat de daarbij ingenomen alcohol het gemeten alcoholgehalte verklaart.
A.S.R. heeft deze stellingen gemotiveerd betwist. A.S.R. heeft ten eerste gewezen op het uiterst ongeloofwaardig karakter van de verklaring voor het bij de bestuurder gemeten alcoholpromillage. Het ligt immers niet in de rede om aan een slachtoffer van een ongeval, dat verwond naast de auto ligt, alcohol te geven. Ten tweede heeft A.S.R. gewezen op de tegenstrijdigheid, op cruciale punten, van de verklaring van de bestuurder en de getuige die de drank zou hebben verschaft. Daarnaast heeft A.S.R. gewezen op de verklaringen van de bestuurder, vlak na het ongeval, ten overstaan van de politie en het ambulancepersoneel. Tegen de politie heeft hij namelijk verklaard “zelf wel alcoholhoudende drank gedronken” en tegenover het ambulancepersoneel heeft hij gezegd dat hij “3 baco’s en 3 shotjes” had genuttigd.
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de bestuurder onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat het in het ziekenhuis gemeten alcoholgehalte in zijn bloed is veroorzaakt door de inname van alcoholhoudende drank ná het ongeval. Voor dat oordeel is onder meer van belang dat de bestuurder zijn stellingen enkel baseert op hetgeen achteraf heeft begrepen. Zelf heeft hij namelijk geen herinnering meer aan het ongeval en wat er kort daarna is gebeurd.
Daarnaast is van belang dat hetgeen de bestuurder heeft gesteld op cruciale punten níet wordt onderbouwd door de door hem daartoe aangedragen verklaring. De betrokkene verklaart niet te weten wat er in de fles zat die zij bij de bestuurder heeft neergelegd. De betrokkene construeert in haar verklaring achteraf – gegeven het feit dat er een onderzoek loopt naar het alcoholpromillage – dat er mogelijk wodka of iets dergelijks in de fles heeft gezeten. Dat deel van haar verklaring vormt echter geen onderbouwing van de stelling dát er alcohol in de fles zat.
Hetgeen A.S.R. bij wege van betwisting heeft aangevoerd, vormt voor de rechtbank daarnaast een veel plausibeler verklaring voor het gemeten alcoholpromillage in het bloed van de bestuurder.
Conclusie
De rechtbank oordeelt dat het verweer van de bestuurder, inhoudende dat het in het ziekenhuis gemeten alcoholgehalte in zijn bloed is veroorzaakt door de inname van alcoholhoudende drank ná het ongeval, wordt verworpen. Dit leidt ertoe dat A.S.R. hem terecht de uitsluitingsclausule van artikel 3.3 lid 1 VPSI heeft tegengeworpen. De bestuurder wordt (onder meer) veroordeeld tot terugbetaling van de betaalde voorschotten.
Heeft u vragen over dit onderwerp?
Dit blog is geschreven door Jarno te Bogt. Heeft u een vraag over dit onderwerp of bent u benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen, bel dan met 073 212 0027, stuur een Facebookbericht, of stuur een e-mail naar info@jba.nl.