Uit de oude doos: Zwiepende tak-arrest

Er bestaan vaak misvattingen over wanneer iemand moet opdraaien voor de schade die is geleden door de gedraging van een ander. Menig persoon denkt dat elke gedraging waardoor iemand anders schade lijdt per definitie betekent dat diegene moet opdraaien voor de geleden en nog te lijden schade. Echter, niets is minder waar. Deze gedachtegang zorgt dan ook bij mensen vaak voor een onrechtvaardig gevoel want: ‘door die persoon heb ik toch letsel en schade geleden’. Ondanks dat dit onrechtvaardige gevoel ergens te begrijpen is, is het vanuit juridisch oogpunt juist rechtvaardig. In het Zwiepende tak-arrest van de Hoge Raad uit het jaar 1994 stond deze kwestie centraal. Deze echte klassieker is pas op 26 april 2024 op rechtspraak.nl gepubliceerd. Tijd om nog eens op dit arrest in te gaan. U kunt de uitspraak hier teruglezen.

Juridisch kader

Op grond van artikel 6:162 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan iemand aansprakelijk worden gehouden wanneer diegene een onrechtmatige daad jegens een ander pleegt. Een onrechtmatigheid houdt volgens artikel 6:162 lid 2 BW een inbreuk op een recht van een ander, handelen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt in. Pas wanneer er sprake is van een onrechtmatigheid en er wordt voldaan aan de overige vereisten van artikel 6:162 BW, is iemand aansprakelijk. De aansprakelijke partij is vervolgens gehouden de schade te vergoeden die de benadeelde heeft geleden en nog zal lijden.

Wat was er gebeurd?

Vier vrienden maken in de avond een wandeling in het bos. Zonder noodzaak schopt een van deze vrienden (een 17-jarige jongen) tegen een tak aan. Deze tak zwiepte terug en trof een ander persoon die op dat moment achter de jongen liep, ongelukkigerwijs in het rechteroog. Dit oog is daardoor zo zwaar beschadigd dat het niet kon worden behouden. Toen de jongen tegen de tak schopte wist hij niet dat een ander persoon achter hem liep. Tussen partijen staat vast dat de jongen zich voordat hij tegen de tak schopte, er niet van had vergewist of iemand wellicht achter hem liep. De benadeelde verwijt de jongen zonder enige noodzaak en zonder te waarschuwen tegen een tak te hebben geschopt terwijl hij zich ervan bewust moet zijn geweest dat deze kon zwiepen en daardoor schade kon veroorzaken. Volgens de benadeelde is de jongen hiervoor aansprakelijk.

De rechtbank en het hof

De rechtbank wijst de vorderingen van de benadeelde af. Volgens de rechtbank is er sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De gedraging van de jongen was niet dusdanig onzorgvuldig dat hij daar aansprakelijk voor kan worden gehouden. De benadeelde gaat vervolgens in hoger beroep. Het gerechtshof wijst in tegenstelling tot de rechtbank de vorderingen van de benadeelde toe. De jongen heeft volgens het hof onzorgvuldig en dus onrechtmatig gehandeld. Daarbij stelt het hof dat de jongen zich (gezien zijn leeftijd van toen zeventien jaar) had moeten realiseren dat de benadeelde zich in zijn nabije omgeving bevond en dat een tak kan terug zwiepen en hierdoor een ander kan verwonden. De jongen laat het er niet bij zitten en gaat in cassatie.

De Hoge Raad

De Hoge Raad volgt de redernatie van het hof maar is wel van mening dat het hof onvoldoende heeft onderzocht wat de mate van waarschijnlijkheid was dat de geschopte tak terug zou zwiepen en letsel zou veroorzaken. Een gedraging is volgens de Hoge Raad slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. De enkele mogelijkheid dat het gevaar scheppende gedrag een ongeval veroorzaakt is dus niet voldoende om de gedraging als onrechtmatig te bestempelen. Het hangt dus af van de mate van waarschijnlijkheid. Deze belangrijke rechtsregel staat in rechtsoverwegingen 3.4 tot en met 3.6. De Hoge Raad bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en vernietigt het arrest van het gerechtshof. De jongen is dus niet aansprakelijk voor de schade die de benadeelde heeft geleden en nog zal lijden.

Het bovenstaande is een rechtsregel die nog steeds in vele rechterlijke uitspraken terugkomt. Het is derhalve vaste jurisprudentie die ook vaak terugkomt in letselschadezaken.

Conclusie

Niet iedere gedraging waardoor iemand anders schade lijdt is een onrechtmatige gedraging. Geen onrechtmatige gedraging betekent dus geen onrechtmatigheid in de zin van artikel 6:162 BW. Aan alle cumulatieve vereisten van artikel 6:162 BW kan derhalve niet worden voldaan, waardoor aansprakelijkheid niet volgt.

Heeft u schade geleden door de gedraging van een ander? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Dat kan via het telefoonnummer boven in beeld of door een e-mailbericht te sturen naar info@jba.nl.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *