Rechtbank Amsterdam speelt voor arts; vorderingen patiënt worden afgewezen
Tijdens de behandeling van een letselschadezaak kunnen er vragen ontstaan ten aanzien van het opgelopen letsel. Bijvoorbeeld of er sprake is van een causaal verband tussen het ongeval en het opgelopen letsel, dan wel aanhouden van klachten en beperkingen, of de vraag of er nog verder herstel of juist verergering van klachten en beperkingen te verwachten valt. Hoewel deze vragen uiteindelijk juridisch worden geïnterpreteerd, zijn ze in eerste instantie medisch van aard en moeten worden beantwoord door een medicus. Zowel aan de zijde van het slachtoffer als aan de zijde van de aansprakelijke verzekeraar kan een medisch adviseur worden ingeschakeld. Deze beoordeelt de casus op basis van de voorhanden zijnde medische informatie. Bij onder andere aansprakelijkheidsdiscussies, zwaarder letsel of letsel ten aanzien waarvan veel onduidelijkheid bestaat, kunnen partijen ervoor kiezen om gezamenlijk een deskundige te benoemen en de kwestie met gerichte vragen aan hem of haar voor te leggen. Dit wordt een tweezijdige expertise genoemd. De deskundige beoordeelt de medische informatie, maar roept, waar mogelijk, het slachtoffer ook op voor een lichamelijk onderzoek. In beginsel is de uitkomst van een tweezijdige expertise bindend voor beide partijen.
Het is overigens ook mogelijk om een eenzijdige expertise te laten verrichten, waarbij de expertise op initiatief van één partij plaatsvindt en de andere partij niet wordt betrokken bij het kiezen van de deskundige en het opstellen van de vragen aan deze deskundige. De uitkomst van de eenzijdige expertise kan wel als onderbouwing dienen voor het standpunt, maar is niet bindend voor de andere partij.
In een kwestie ten aanzien van een vermeende medische fout in het Vumc tijdens de behandeling van polsletsel opgelopen op 14 oktober 2012, hebben beide partijen gezamenlijk orthopedisch chirurg Postma ingeschakeld om een expertise te verrichten. Het op 10 maart 2017 uitgebrachte conceptrapport is echter niet enkel ondertekend door Postma, maar ook door zijn dochter Brouwer-Postma, eveneens orthopedisch chirurg. Vumc heeft daarop aangegeven niet gebonden te zijn aan deze rapportage, want er immers enkel overeenstemming bereikt over Postma als deskundige en niet over Brouwer-Postma. Vervolgens hebben beide partijen een eenzijdige expertise laten verrichten. Zowel het deskundigenrapport van Postma als de conclusie van de eenzijdige expertise die de patiënt heeft laten verrichten, zijn in het nadeel van Vumc. Enkel de door hen eenzijdig ingeschakelde deskundige concludeert in het voordeel van Vumc.
De patiënt maakt een procedure aanhangig en vordert een vergoeding van de door hem geleden materiële en immateriële schade als gevolg van verwijtbaar handelen door Vumc. Vumc concludeert tot afwijzing van de vordering, omdat zij van mening is niet gebonden te zijn aan de uitkomsten van de expertise door Postma en Brouwer-Postma. Zij was immers tot de ontvangst van de conceptrapportage niet op de hoogte van de medewerking van Brouwer-Postma aan de expertise.
De rechtbank Amsterdam heeft zich over de zaak gebogen en op 18 maart jl. uitspraak gedaan. Zij is van mening dat Vumc steekhoudende en zwaarwegende bezwaren heeft aangevoerd tegen de totstandkoming van de rapportage van Postma en Brouwer-Postma. Kort en goed komt het erop neer dat de rechtbank aangeeft dat de toestemming van Vumc vereist was ten aanzien van de medewerking van Brouwer-Postma. Nu deze toestemming niet heeft plaatsgevonden, beschouwt de rechtbank de rapportage als een partij-rapport, maar neemt de bevindingen van Postma en Brouwer-Postma wel mee in haar oordeel. Wat volgt is een rechtbank die geen nieuwe deskundige benoemt, maar de diverse expertiserapporten naast elkaar legt en mede aan de hand van de geldende richtlijnen voor de zorg zelf tot de conclusie komt dat het handelen van het Vumc medisch gezien niet onzorgvuldig is geweest en zij daarom juridisch gezien niet aansprakelijk is voor de schade van de patiënt. De vorderingen van de patiënt worden derhalve afgewezen.
De vraag is of deze gang van zaken wenselijk is. Is de rechtbank in de zaak niet buiten haar boekje gegaan door voor medicus te spelen? Als advocaten zijn wij er zeker voorstander van dat de rechtspraak voortvarend optreedt, maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat een rechter op de stoel van een medicus gaat zitten. En dat heeft de rechtbank wel gedaan. Hoewel voor de rechter vrije bewijswaardering geldt ten aanzien van deskundigenrapporten, is de rechtbank in deze kwestie overduidelijk zelf op zoek gegaan naar de medische waarheid. Het lag meer voor de hand dat de rechtbank de patiënt in het gelijk zou stellen en de vordering zou toewijzen. Er waren immers twee expertiserapporten in zijn voordeel en slechts één rapport in het voordeel van het Vumc, maar doordat de rechtbank een eigen interpretatie geeft aan de medische informatie en de richtlijnen, komt zij tot een andere conclusie. Nog beter zou het zijn geweest indien de rechtbank deze medische beoordeling had overgelaten aan een deskundige. Een nieuwe tweezijdige expertise dus. Wat ons betreft is hier derhalve sprake van een gevalletje ‘schoenmaker blijf bij je leest’. We hopen dan ook dat de patiënt in hoger beroep gaat om deze gang van zaken een halt toe te roepen.
Heeft u vragen over dit onderwerp?
Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mailbericht naar info@jba.nl.