Ongeval tussen een wielrenner en een voetganger

Op 23 november 2022 deed de rechtbank Midden Nederland uitspraak in een zaak waar en ongeval tussen een voetganger en een wielrenner centraal stond.

De feiten

Op 5 april 2017 liep een voetganger (verder eiseres) aan de rechterkant van de weg op de straat . De gedaagden fietsten op dat moment ook op de straat. Ze waren aan het wielrennen met collega’s en reden in een ‘treintje’. Toen een wielrenner eiseres wilde passeren, heeft er een aanrijding plaatsgevonden. Hierdoor is eiseres gevallen op het asfalt en heeft zij ernstig letsel opgelopen.

De drie wielrenners verklaren over het ongeval.  Ze verklaren allemaal dat ze de mevrouw zagen lopen in dezelfde richting als ze fietste. Een van de wielrenners riep: ‘Ho’. De vrouw draaide om en stak ineens over. Een andere wielrenner kon de mevrouw niet meer ontwijken en reed frontaal tegen haar aan. Hij reed ongeveer 29 km/u op dat moment.

De vordering

Eiseres start een procedure tegen de drie wielrenners als de aansprakelijkheid niet erkend wordt. Ze legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het ongeval is veroorzaakt door het onvoorzichtig handelen van de wielrenner die tegen haar aan reed en dat hij daarom aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad). Daarnaast stelt eiseres dat de andere wielrenners uit het groepje aansprakelijk zijn voor de als gevolg van het ongeval geleden schade op grond van artikel 6:166 BW (groepsaansprakelijkheid).

Een onrechtmatige daad

Artikel 6:162 lid 1 BW bepaalt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Als onrechtmatige daad kan onder meer worden aangemerkt een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (zorgvuldigheidsnorm), behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond (artikel 6:162 lid 2 BW).

Eiseres stelt dat de wielrenner die tegen haar aan is gereden (verder: gedaagde) onrechtmatig heeft gehandeld, door niet op de aanwezigheid van eiseres en mogelijke schrikreacties of onverwachte bewegingen van haar te anticiperen en zijn gedrag niet aan te passen hierop.

Oordeel rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank heeft gedaagde gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Uit de overgelegde screenshots uit het Proces-Verbaal Fotoreportage van de VOA blijkt dat gedaagde in formatie fietste en bij het naderen van eiseres tot op het laatste moment in dezelfde formatie is blijven fietsen, ook toen hij eiseres al dicht was genaderd. In een situatie met een voetganger, die in de rug wordt genaderd op een relatief smalle weg mag van een groep wielrenners worden verwacht dat zij voldoende voorzichtigheid en voorzorg in acht nemen om een aanrijding te vermijden. Zeker met een snelheid van gemiddeld 29 km/u, is het van belang tijdig te anticiperen op naderende verkeersdeelnemers door in dit geval achter elkaar te gaan fietsen. Ook had gedaagde zijn snelheid moeten verminderen om eiseres op een veilige wijze te passeren. Hiermee is volgens de rechtbank vast komen vast te staan dat gedaagde onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank concludeert dat naast het voorgaande ook aan de overige vereisten van artikel 6:162 BW is voldaan.

Groepsaansprakelijkheid

Verder speelt in dit geschil de vraag of de andere wielrenners aansprakelijk zijn voor de geleden en nog te lijden schade van eiseres op grond van groepsaansprakelijkheid. Artikel 6:166 lid 1 BW bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt als volgt. De andere wielrenners zijn niet aansprakelijk grond van groepsaansprakelijkheid. In een groep van drie wielrenners rijden waarvan er twee achter elkaar rijden en één er schuin naast, is op zichzelf niet onrechtmatig. Dit kan anders zijn wanneer de kans op het toebrengen van schade met het gedrag in groepsverband hen had behoren te weerhouden om aan de gemeenschappelijke gedragingen deel te nemen. Dat is hier niet het geval. De gemeenschappelijke gedraging, het fietsen in een wielrengroep met drie deelnemers met een snelheid van 29 km/u in een driehoeksformatie, was hier niet zodanig onvoorzichtig dat zij zich hiervan hadden behoren te weerhouden. Deze vordering wordt daarom afgewezen.

Eigen schuld

Van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 lid 1 BW is sprake indien de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de eiseres kan worden toegerekend. Indien dat het geval is, wordt de schade over de benadeelde en de aansprakelijke partij verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen.

Oordeel rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van eigen schuld. Of, in de bewoordingen van artikel 6:101 lid 1 BW, dat de schade ook een gevolg is van omstandigheden die aan eiseres kunnen worden toegerekend. De rechtbank wijst daarvoor op de volgende omstandigheden. Eiseres heeft niet gekeken of de weg vrij was om op dat moment veilig de weg over te steken. Ook in de situatie  dat eiseres de weg niet wilde oversteken maar dat zij is geschrokken van de van achter komende wielrenners, waardoor zij (verder) de weg is opgestapt, geldt ook dat dit aan haar toegerekend kan worden. In een dergelijk geval mag van een voetganger namelijk worden verwacht dat deze niet de weg oploopt, maar juist in dezelfde positie op de weg blijft lopen of nog verder naar de rechterkant van de weg of zelfs in de berm gaat lopen voor het passerend verkeer. Dit leidt tot een causale verdeling van 60% – 40% tussen eiseres en gedaagde.

Billijkheidscorrectie

Bovengenoemd percentage kan worden bijgesteld, zo volgt uit datzelfde artikel 6:101 lid 1 BW, als de billijkheid eist dat er een andere verdeling plaatsvindt (“billijkheidscorrectie”). Voor toepassing van deze correctie moet het gaan om specifieke, individuele factoren die tot gevolg hebben dat de billijkheid in dit concrete geval een andere verdeling eist dan de uitkomst van de beoordeling op basis van de causaliteit. Daarbij moet rekening worden gehouden met de ernst en de mate van verwijtbaarheid van de over en weer gemaakte fouten en met alle andere omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het letsel.  Daarom past de rechtbank een billijkheidscorrectie van 10% toe. Dit betekent dat gedaagde 50% van de schade van eiseres moet vergoeden en dat 50% van de schade voor rekening van eiseres moet blijven.

Conclusie

Het voorgaande betekent dat aansprakelijk is voor de door eiseres geleden en nog te lijden schade en 50% van haar schade moet vergoeden.

Vragen over verkeersongevallen en aansprakelijkheid

Heeft u vragen over dit onderwerp? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Dat kan via het telefoonnummer boven in beeld of via info@jba.nl

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *