Een nieuwe methode van berekenen van overlijdensschade: eindelijk compensatie?

Helaas gebeuren er nog steeds te veel dodelijke ongevallen in Nederland. De laatste dagen verschijnen er in het lokale nieuws veel berichten over het tragische ongeval in ’s-Hertogenbosch dat gebeurde in de nacht van zaterdag 4 april op zondag 5 april, waarbij een bromfietser werd aangereden door een auto (klik bijvoorbeeld hier of hier).

De indrukwekkende documentaire ‘In één klap’ heeft ook veel aandacht in de media gekregen. In deze documentaire gaat Frans Bromet met veroorzakers van verkeersongelukken terug naar de plek waar hun leven voorgoed veranderde (de documentaire kun je hier terugkijken).

Overlijdensschade

Indien een persoon komt te overlijden door een verkeersongeval en iemand anders verantwoordelijk is voor dit ongeval, krijgen nabestaanden te maken met het verhalen van de schade. Dat is vaak het laatste waar je als nabestaande behoefte aan hebt en daarom proberen wij onze cliënten dan ook zo veel als mogelijk te ontlasten bij dit toch kille onderdeel van het aansprakelijkheidsrecht. Indien je als nabestaande degene die het dodelijke ongeval heeft veroorzaakt civiel wil aanspreken kom je voor het begroten van de schade terecht bij artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek. In artikel 6:108 lid 1 sub a is vastgelegd dat echtgenoten en minderjarige kinderen een vorderingsrecht hebben als nabestaanden. De begroting van de schade gaat heel anders dan bij een letselschade. Dan kijk je concreet welke schade het slachtoffer lijdt. Dat kan bij overlijdensschade niet. Het primaire slachtoffer leeft niet meer. Het is dus ook niet zo dat de schade wordt begroot door te kijken welk inkomen het gezin mist nu er iemand is ontvallen. Op grond van artikel 6:108 BW komen de volgende (beperkte) schadecomponenten voor vergoeding in aanmerking: het gederfd levensonderhoud, de begrafeniskosten, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten. Met name de berekening van het gederfd levensonderhoud heeft vaak de nodige voeten in de aarde.

Voorheen een ingewikkelde berekening

De berekening van het gederfd levensonderhoud is altijd een  lastige berekening geweest waarbij verschillende modellen en systemen voorkwamen.  Tot voor kort werd overlijdensschade berekend door een flink aantal stappen te doorlopen. De stappen zetten we kort uiteen om te illustreren hoe complex de berekening was.

Het startpunt van de overlijdensschadeberekening  was het totale netto gezinsinkomen zonder overlijden. Vervolgens diende het gezinsinkomen te worden verdeeld in vaste en variabele lasten. Vervolgens moest worden gekeken wat de vaste lasten na het overlijden zijn. Dan moesten de vaste lasten na het overlijden worden verdeeld over de achterblijvende partner en de eventueel achterblijvende kinderen. Vervolgens dienden de variabele lasten te worden verdeel over de diverse gezinsleden. Er is immers ook iemand het gezin ontvallen die ook kosten maakte. Hiervoor werd de Amsterdamse Schaal  gebruikt, een model uit de vorige eeuw. Pas dan kon worden bepaald wat de behoefte is. Hiervoor moest het aandeel van de vaste en het aandeel van de variabele lasten van elk van de vorderingsgerechtigden bij elkaar worden opgeteld. Dan moest worden gekeken welk inkomen na het overlijden nog wordt ontvangen. En dan uiteindelijk kon de behoeftigheid worden bepaald. De behoeftigheid komt overeen met de behoefte minus het toebedeelde inkomen in de situatie na het overlijden. De jaarlijkse schade is in de vorige stap vastgesteld. Deze schade moet vervolgens voor ieder jaar in de toekomst worden berekend.

Om één en ander samen te vatten: ingewikkeld. Dat vond ook de rechterlijke macht. De Rechtbank Rotterdam zegt daar het volgt over in haar vonnis (LJN BY8741, klik hier voor de uitspraak:

Het bepalen van de omvang van de aanspraken van de gerechtigden is naar huidig Nederlands recht helaas niet eenvoudig. Het vereist juridisch en rekenkundig inzicht, er dient veel informatie over de overledene en de gerechtigden ter beschikking te worden gesteld en er is altijd discussie mogelijk over hetgeen er naar redelijke verwachting zou zijn geschied in de hypothetische situatie dat het overlijden niet zou hebben plaatsgevonden. Bovendien zijn de levens van de gerechtigden vaak sterk (negatief) beïnvloed door het overlijden van hun ouder of partner, hetgeen correcte en snelle afwikkeling niet eenvoudiger maakt.

Een nieuwe methode moet het eenvoudiger maken

Dat moet ook anders kunnen werd er door veel partijen gedacht. In 2009 is er een Denktank Overlijdensschade opgericht door verschillende partijen uit de letselschadepraktijk. Samen hebben ze een notitie opgesteld voor een nieuwe manier van het berekenen van overlijdensschade. Het uitgangspunt van de notitie is om bij de berekening van overlijdensschade uit te gaan van een gezin als economische eenheid. De achtergeblevenen moeten na het ongeval hun levensstandaard van vóór het ongeval kunnen voortzetten. Er is aansluiting gezocht bij tabellen en rekenmethodieken die het Nibud hanteert. Uiteindelijk is men gekomen tot de ‘De Richtlijn Rekenmodel Overlijdensschade’ (klik hier voor de richtlijn, de notitie en de stukken van het Nibud).

Verandering

Met de inwerkingtreding van De Letselschade Richtlijn Rekenmodel Overlijdensschade wordt het voorheen gehanteerde onderscheid tussen vaste en variabele lasten losgelaten. De oude rekenmethode kende diverse nadelen. Ten eerste bestond onduidelijkheid over wat wel en niet onder vaste lasten moest worden verstaan. Ten tweede kon er een groot verschil in uitkomsten ontstaan, waardoor er altijd gediscussieerd werd over de uitgangspunten die moesten worden gebruikt. Ten derde kwam het vaak voor dat de achtergebleven ouder een berekend overschot had terwijl de kinderen een berekend tekort hadden. Dit kwam dan doordat er in de situatie na ongeval vanuit werd gegaan dat de kinderen een deel van de vaste laten droegen. Het oude model was niet transparant en vaak was het resultaat van de berekening ook moeilijk uit te leggen.

De praktijk zal moeten uitwijzen in hoeverre deze nieuwe methode echt een verbetering van de afwikkeling van overlijdensschade teweeg brengt. Om dat te kunnen beoordelen zal de nodige ervaring met de nieuwe methode moeten worden opgedaan. Onze advocaten houden u van de hun ervaringen op de hoogte.

Contact

Wilt u meer weten over overlijdensschade? Schroom dan niet om contact met ons op te nemen. Bel ons op nummer 073-6900888, stuur een facebookbericht, of stuur een e-mail naar info@jba.nl.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *