Moet de Hoge Raad de regel uit het Manegepaard Imagine-arrest verfijnen?

Kan een man zijn vrouw als medebezitter van hun paard aansprakelijk houden voor de schade die hij heeft geleden door toedoen van dit paard? Deze vraag ligt momenteel ter beoordeling voor aan de Hoge Raad. Op 4 oktober van dit jaar heeft procureur-generaal mr. Valk in deze kwestie zijn conclusie (advies aan de Hoge Raad) uitgebracht, welke op 5 november jl. is gepubliceerd. U kunt de conclusie hier teruglezen.

De zaak

De man en vrouw zijn in gemeenschap van goederen getrouwd. Tot deze gemeenschap behoort onder andere een paard. Dit paard is getraind om als trekpaard voor een koets te lopen, de vrouw beschikt ook over een menbewijs (koetsiersbewijs). Tijdens een rit met de koets op 29 juni 2008 wordt het paard onrustig, waarop de man naast het paard gaat lopen in de hoop het dier weer rustig te krijgen. Tevergeefs, want als er vanuit tegengestelde richting een auto aankomt, duwt het paard de man tegen de auto en rijdt de koets over zijn benen heen. Het rechterbeen van de man wordt hierbij verbrijzeld en, na jarenlange behandelingen, uiteindelijk vier jaar later tot boven de knie geamputeerd.

Op 26 april 2012 stelt de man London aansprakelijk. De verzekering bij London is afgesloten door de Koninklijke Nederlandse Hippische Verzekering (KNHV) ten behoeve van houders van een koetsiers- of ruitersbewijs en dekt schade aan personen en zaken. Over de aansprakelijkheid wordt uiteindelijk een deelgeschil gevoerd, waarbij de rechtbank Den Haag bij beschikking oordeelt dat London gehouden is de schade van de man te vergoeden. Na verlof voor tussentijds appel, ingediend door London, oordeelt het gerechtshof Den Haag dat London niet schadeplichtig is. De man gaat in cassatie en de zaak ligt nu ter beoordeling voor aan de Hoge Raad.

Het is echter niet de eerste keer dat er wordt geprocedeerd over de vraag of medebezitters elkaar voor de verwezenlijking van risico’s aansprakelijk kunnen houden.

Een korte terugblik

Op 8 oktober 2010 oordeelt de Hoge Raad in het zogenoemde Hangmat I-arrest dat een vrouw haar man op grond van artikel 6:174 BW voor 50% aansprakelijk kan houden voor het opgelopen letsel door toedoen van een gebrek aan hun woning. De vrouw ligt in een hangmat, welke in de tuin aan een stenen pilaar is bevestigd. Op enig moment breekt de pilaar af vanwege een verborgen gebrek en komt op de vrouw terecht, waardoor zij een complete dwarslaesie oploopt. De schade is enorm. De Hoge Raad is van mening dat beide echtelieden als medebezitters ieder voor de helft verantwoordelijk zijn voor de woning (opstal) en omdat de pilaar gebrekkig was, is de man voor zijn aandeel daarin aansprakelijk. De door de man en vrouw afgesloten opstalverzekering is derhalve gehouden om 50% van de schade van de vrouw te vergoeden.

In het vervolg op deze uitspraak heeft de vraag centraal gestaan of deze constructie ook geldt in het geval een dier schade aanricht aan één van de bezitters. De Hoge Raad oordeelde op 29 januari 2016 in de uitspraak Manegepaard Imagine, ook wel het Hangmat II-arrest genoemd, dat dit niet het geval is. Anders dan bij een opstal (met vaak verborgen gebreken) is de Hoge Raad van mening dat bij een dier voor bezitters steeds kenbaar is dat het dier als levend wezen beschikt over een eigen energie welke onberekenbaar is en waardoor het dier mogelijk schade kan toebrengen. Ten aanzien van een bezitter van een dier kan worden gesteld dat hij, met het houden van het dier, voor zichzelf een gevaar in het leven heeft geroepen en in stand houdt. De Hoge Raad oordeelt dat een bezitter zich van dit gevaar bewust is, althans behoort te zijn. De benadeelde kan derhalve niet op grond van artikel 6:179 BW (eventueel in combinatie met artikel 6:181 BW, de bedrijfsmatige gebruiker van een dier) een medebezitter aansprakelijk stellen voor zijn schade.

De vraag in de onderhavige casus is of de regel die voortvloeit uit het Manegepaard Imagine-arrest onverkort geldt of dat verfijning hiervan op zijn plaats is.

De conclusie van de procureur-generaal

Het komt volgens de procureur-generaal aan op de vraag of aansprakelijkheid behoort te worden aanvaard van andere medebezitters tegenover een benadeelde medebezitter, zonder dat er sprake is van een onrechtmatige daad, en de benadeelde zelf in zekere zin ook verantwoordelijk kan worden geacht voor het gevaar dat het houden van een dier met zich meebrengt. Het komt daarbij ook aan op de doelstelling van het wetsartikel. Waar ten aanzien van artikel 6:174 BW de algemene doelstelling is dat de bezitter zelf wordt beschermd tegen een risico dat niet altijd eenvoudig kan worden vastgesteld, heeft in het geval van artikel 6:179 BW als doelstelling te gelden dat voornamelijk anderen dan de bezitters worden beschermd tegen het gevaar dat een dier met zich meebrengt en het risico dat bezitters hierdoor in het leven roepen. Het ligt daarom minder voor de hand om ten aanzien van artikel 6:179 BW aan te nemen dat medebezitters aansprakelijk kunnen worden gehouden, nu zij zelf degene zijn die het risico in het leven hebben geroepen. Daarnaast merkt de procureur-generaal nog op dat in de literatuur de opvatting is dat Manegepaard Imagine een algemene regel geeft en niet een norm die gevalsafhankelijk is.

De procureur-generaal is van mening dat ook in de onderhavige kwestie de regel uit het Manegepaard Imagine-arrest onverkort geldt en dat London derhalve niet gehouden is om de schade van de man te vergoeden. Hij adviseert de Hoge Raad daarom tot verwerping van het cassatieberoep. Het is nog afwachten of de Hoge Raad de conclusie van de procureur-generaal zal volgen.

Contact

Heeft u vragen over dit onderwerp? Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.nl.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *