Botsende grondrechten: wanneer is een uitlating onrechtmatig?

In de Grondwet en het EVRM zijn fundamentele rechten opgenomen, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, het verbod op discriminatie, de vrijheid van vereniging en vergadering en het recht op eerbiediging van een ieders eer en goede naam. Natuurlijk kunnen deze rechten in de dagelijkse praktijk botsen. Iemand kan gebruik maken van zijn vrijheid van meningsuiting en daarmee iets zeggen of schrijven over een ander die dit op zijn beurt ervaart als discriminatie of een aantasting van zijn eer of goede naam. Stel dat hierover een procedure wordt opgestart: hoe bepaalt een rechter dan welk grondrecht in die concrete situatie het zwaarste weegt? Daarover gaat het in een kort geding voor de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad. De zaak speelde tussen televisieprogramma Pointer (KRO/NCRV) en stichting Clintel, een stichting die berichtgeving verspreidt over klimaatverandering en klimaatbeleid. De uitspraak van 7 juni 2022 is hier te lezen.

De zaak

Waar gaat deze zaak om? Clintel is een stichting die bericht over klimaatverandering en klimaatbeleid en hierbij uitspraken doet die afwijken van wat klimaatwetenschappers als algemeen aanvaarde inzichten hanteren. Zo stelt Clintel dat er geen sprake is van een klimaatcrisis en ook dat de mens nauwelijks invloed heeft op de opwarming van de aarde. Met haar website resinbeeld.nl wil Clintel de Nederlandse burger voorlichen over de Regionale Energiestrategie. Burgers kunnen foto’s insturen van locaties waar mogelijk windmolens of zonneparken komen en redactie van resinbeeld.nl monteert in die foto’s vervolgens digitaal windmolens en zonneparken. Televisieprogramma Pointer is een programma van KRO-NCRV en een platform voor onderzoeksjournalistiek. Zij publiceert op 26 februari 2020 op haar website een kritisch artikel over Clintel met de titel: ‘Klimaattwijfel zaaien met hulp van oliegeld en populistisch rechts netwerk.’ Dit artikel baseerde zij op onderzoek van Platform Authentieke Journalistiek, Follow the Money en eigen onderzoek. Clintel reageert op 1 maart 2020 op dit artikel en stelt geen gelden van de olie-industrie te ontvangen. Op 14 maart 2022 zendt Pointer een tv-uitzending over een klimaatconflict in een gemeenteraad uit, waarbij ook Clintel aan bod komt. Er volgt op diezelfde dag een artikel op de website van Pointer met de titel ‘Anti-windmolenlobbyist verspreidt desinformatie: nu ook met eigen politieke partij.’

De vorderingen

Clintel stelt in dit kort geding dat in de tv-uitzending en het artikel acht uitlatingen over haar zijn gedaan die onwaar zijn en waarmee de eer en goede naam van Clintel en resinbeeld zijn aangetast en wil rectificatie van KRO-NRCV van deze uitlatingen met toepassing van een dwangsom wanneer KRO-NCRV daarmee in gebreke blijft. Pointer bestrijdt dat de uitlatingen onwaar zijn en weigert de uitlatingen te rectificeren.

De beslissing

De rechter stelt allereerst dat het hier gaat om een botsing van twee grondrechten, namelijk de vrijheid van meningsuiting (art. 7 Grondwet en 10 EVRM) enerzijds en het recht op eerbiediging van de eer en goede naam van degene over wie de uitlating gaat anderzijds (art. 10 Grondwet en 8 EVRM). Tussen die rechten bestaat geen rangorde en dus moet de rechter aan de hand van de specifieke omstandigheden bepalen welk grondrecht in deze situatie zwaarder moet wegen. De volgende omstandigheden zijn daarbij relevant: de aard van de uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen, de ernst van de misstand die wordt aangekaart, de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het feitenmateriaal ten tijde van de publicatie, de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen en de kans dat de informatie ook zonder de publicatie in de publiciteit zou zijn gekomen.

De rechter overweegt in deze zaak concreet het volgende. Met haar programma Pointer wil KRO-NRCV misstanden aan de kaart stellen en het publiek voorlichten en waar nodig waarschuwen. Zij heeft in haar uitzending en artikel herhaaldelijk gesteld dat Clintel wordt gefinancierd door de olie-industrie, hetgeen Clintel heeft bestreden. Pointer slaagt er volgens de rechter echter niet in om te bewijzen dat er financiering plaatsvindt door de olie-industrie, ook al zijn er mogelijke verbanden tussen Clintel en de olie-industrie. De uitlating van Pointer vindt dus onvoldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal. Nu Pointer ook het verweer van Clintel in de uitzending niet meenam heeft zij hierin niet voldoende zorgvuldig gehandeld en is deze uitlating dus onrechtmatig. Dit geldt echter niet voor de zeven andere uitlatingen van Pointer over Clintel, zoals de uitspraak dat Clintel een lobbyclub is, dat zij een internationale desinformatiecampagne voert ten aanzien van het klimaatbeleid, dat haar directeur een klimaatontkenner is en de uitspraak dat Clintel op haar website consequent afbeeldingen van windmolens manipuleert. De rechter overweegt hierbij dat Clintel zich actief in het klimaatdebat mengt, haar visie afwijkt van de heersende opvatting en dat zij probeert die visie kenbaar te maken door invloed uit te oefenen op beleidsmakers en daarmee dus te lobbyen. Pointer mocht ook stellen dat Clintel een internationale desinformatiecampagne voert omdat zij stellingen inneemt over het klimaat die door wereldwijd geraadpleegde deskundigen (WHO en IPCC) wordt betwist. Daarmee mocht Pointer stellen dat Clintel onjuiste informatie verspreidt en weeg het belang van de goede eer en naam dus minder zwaar dan de vrijheid van meningsuiting. Dit betekent volgens de voorzieningenrechter dat slechts één uitlating van Pointer onrechtmatig is en de overige uitlatingen dat niet zijn omdat zij voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal vinden cq. gezien de manier waarop ze aan de orde zijn gekomen niet onrechtmatig zijn richting Clintel. De rectificatie van Clintel wijst de rechter daarmee af omdat deze feitelijk een verklaring voor recht inhoudt dat Clintel niet wordt gefinancierd door de olie-industrie en dit geen vraag was die in deze procedure voorligt. Dat er onvoldoende bewijs voor een uitlating is geleverd betekent immers nog niet dat daarmee überhaupt ieder bewijs ontbreekt. Alle vorderingen van Clintel, die immers uitsluitend waren gericht op rectificatie op straffe van een dwangsom, worden daarmee afgewezen en Clintel draait daarmee op voor de proceskosten van KRO-NCRV.

Conclusie

De vraag welk grondrecht prevaleert in een situatie van botsende grondrechten wordt in de rechterlijke praktijk aan de hand van verschillende relevante omstandigheden getoetst. Hierbij speelt ook een rol in welke mate de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal ten tijde van de uitlating. Een kritisch oordeel over uitlatingen die haaks staan op algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten zal daarmee niet snel onrechtmatig zijn. Anderzijds moeten stevige uitspraken kunnen worden ondersteund door het beschikbare feitenmateriaal om rechtmatig te blijven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *