Smartengeld: de stand van zaken en de opkomst van De Rotterdamse Schaal
Smartengeld: een veelbesproken en gevoelig onderwerp binnen de letselschadepraktijk. Het roept bij cliënten vaak vragen op, maar ook regelmatig verbazing zodra zij horen welke bedragen in Nederland gebruikelijk zijn. Hoe is het smartengeld in ons land eigenlijk geregeld, en welke ontwikkelingen zijn er op dit gebied gaande? Aan de hand van een recente uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 april 2025, ga ik in dit artikel dieper in op de huidige stand van zaken en recente tendensen. De uitspraak is hier terug te lezen.
Feiten van de zaak
Op 19 september 2022 is het slachtoffer rijdend op een racefiets ten val gekomen door een botsing met een auto. Hierbij heeft zij dusdanig ernstige nierschade opgelopen waardoor haar linkernier moest worden verwijderd. De aansprakelijkheid was buiten rechte al erkend door de WAM-verzekeraar van de auto, ZLM. Het slachtoffer verzoekt ik deze procedure de kantonrechter de hoogte van het smartengeld te bepalen.
Grondslag smartengeld
Het smartengeld is een vergoeding voor het leed, pijn en gederfd levensvreugde als gevolg van letsel. Het recht op smartengeld (de vergoeding voor immateriële schade) werd in 1992 gecodificeerd in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Hierbij werd in artikel 6:106 lid 1 sub b BW onder meer bepaald dat immateriële schade niet alleen kan worden vergoed bij lichamelijk letsel, maar ook bij een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Deze sub vormt de grondslag voor de vergoeding van immateriële schade bij geestelijk letsel. Hoewel smartengeld mede bedoeld is als vorm van genoegdoening, wordt dat in de praktijk door slachtoffers niet altijd zo ervaren. De in Nederland toegekende bedragen zijn in vergelijking met andere landen relatief bescheiden. Hierdoor kan de vergoeding door slachtoffers worden ervaren als slechts een schrale troost.
Immateriële schade is naar haar aard niet mathematisch of financieel te berekenen. Het gaat eerder om een financiële tegemoetkoming dan volledige compensatie. Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft een slachtoffer derhalve recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. Bij het bepalen van een passende billijke vergoeding houdt de rechter rekening met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van het letsel, maar ook de leeftijd van en de gevolgen voor het slachtoffer. Bij het vaststellen van de hoogte van het smartengeld wordt aansluiting gezocht bij bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend (de zogenaamde gevalsvergelijking). Hierbij mag worden gekeken naar ontwikkelingen in het buitenland, maar deze zijn niet doorslaggevend. Daarnaast wordt bij de begroting rekening gehouden met inflatie en kunnen veranderende maatschappelijke opvattingen eveneens een rol spelen bij het bepalen van een passend bedrag. Het voorgaande bleek al eerder uit een arrest van de Hoge Raad van 17 november 2000 (Druijf/Bouw) en wordt herhaald in het vonnis van de Rechtbank Zeeland-West Brabant van 14 april 2025 (r.o. 5.2).
De eerdergenoemde gevalsvergelijking wordt in de praktijk vaak gemaakt met behulp van de Smartengeldgids als leidraad. Deze gids bevat rechterlijke uitspraken waarin smartengeld is toegekend, gerangschikt naar onder meer letselcategorie en leeftijd. Door aansluiting te zoeken bij een uitspraak met vergelijkbaar letsel kan het smartengeld naar billijkheid worden bepaald. De gids is slechts een leidraad, waardoor de rechter de ruimte heeft om hiervan af te wijken. Niet iedere persoon, situatie of vorm van letsel laat zich vergelijken met een andere zaak, wat het bepalen van een passend billijk smartengeldbedrag lastig maakt. Ook het voorgaande wordt bevestigd in het vonnis van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 april 2025.
Nieuwe ontwikkeling
Met het oog op meer inzichtelijkheid, consistentie en efficiëntie zijn onderzoekers van de Erasmus School of Law in 2023 gestart met een onderzoeksproject gericht op het ontwikkelen van een systematische indeling van smartengeldbedragen. Dit project heeft als doel om smartengeldbedragen op gestructureerde wijze in kaart te brengen, door per type letsel de ernst van het geval te koppelen aan een bijbehorende bandbreedte met vaste bedragen. De schaal biedt in één oogopslag een indicatie voor een passend smartengeldbedrag.
In september 2024 werd de eerste conceptversie van de zogenoemde De Rotterdamse Schaal gepresenteerd in de vorm van een consultatieversie. Hoewel het nog een conceptversie betreft, acht de kantonrechter het redelijk om dit document te raadplegen bij het bepalen van het smartengeld voor het desbetreffende slachtoffer. Voor het verliezen van een nier, zonder dat de andere nier wordt aangetast, geldt volgens De Rotterdamse Schaal een smartengeldbedrag met als bandbreedte € 20.000,00 – € 29.000,00. De kantonrechter acht een smartengeldbedrag van € 25.000,00 voor het nierletsel van het slachtoffer billijk. Het is niet de eerste keer dat De Rotterdamse Schaal werd gebruikt. Ook het Gerechtshof Den Haag maakte in zijn uitspraak van 4 februari 2025 gebruik van De Rotterdamse Schaal bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld. Hoewel De Rotterdamse Schaal nog slechts een conceptversie betreft, wordt deze in de rechtspraak in sommige gevallen dus toch al geraadpleegd.
Conclusie
De Rotterdamse Schaal biedt diverse voordelen. Zo bevordert het de transparantie voor slachtoffers, die hierdoor een beter inzicht krijgen in de verwachte hoogte van hun smartengeldvergoeding. Dit draagt bij aan meer duidelijkheid en realistische verwachtingen. Ook voor belangenbehartigers en rechters biedt de Schaal een helder kader voor het bepalen van een passend smartengeldbedrag. Er kleven echter ook nadelen aan het gebruik van De Rotterdamse Schaal. In gevallen van zeer ernstig letsel kan de voorgestelde bandbreedte als onvoldoende worden ervaren, waardoor het noodzakelijk kan zijn om van de schaal af te wijken om tot een billijke vergoeding te komen. Daarnaast schuilt er een risico dat verzekeraars of aansprakelijke partijen de schaal kunnen gebruiken om lagere vergoedingen te rechtvaardigen, door zich strikt aan de onderkant van de bandbreedte te houden, zelfs wanneer de omstandigheden een hogere vergoeding zouden rechtvaardigen. Dit kan in de praktijk mogelijk tot meer discussie leiden.
Belangrijk blijft dat de Schaal een hulpmiddel is en geen bindend kader heeft. De wet, die recht geeft op een billijke vergoeding, blijft leidend. Het zal in de praktijk moeten blijken of, in hoeverre en op welke wijze De Rotterdamse Schaal verder wordt toegepast bij het vaststellen van een billijk smartengeldbedrag.