Beveiliger springt over een hek en verliest door zijn trouwring daarbij zijn ringvinger
Op 25 februari deed het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak in een zaak waar werkgeversaansprakelijkheid centraal stond. U kunt de uitspraak hier teruglezen. Een werknemer liep tijdens zijn werk door een akelig ongeluk ernstig letsel op.
Feiten
Het slachtoffer is op 1 november 2018 in dienst getreden bij zijn werkgever met een contract van 6 maanden in de functie als patrouillerend beveiliger. Tijdens zijn nachtdienst op 18 november 2018 kreeg hij de melding dat het alarmsysteem was afgegaan bij een school. Het slachtoffer kreeg de instructie van de supervisor om zich naar dat adres te begeven. Het schoolterrein wordt omgeven door een lage stenen muur met daarop een ijzeren hekwerk, samen ongeveer twee meer hoog. Het hekwerk heeft korte, smalle punten aan de bovenkant. Om op het terrein en bij het gebouw van de school te komen, is het slachtoffer vanaf de muur over dat hek gesprongen, waarbij hij met zijn trouwring achter een punt is blijven haken. Hierdoor werd de ringvinger van zijn rechterhand tot voorbij het onderste kootje afgerukt. Het slachtoffer had na aankomst bij de school nog over de portofoon contact gehad met de centralist, die hem gezegd heeft dat de sleutel van het hek van de school op de meldkamer lag.
In de ‘Algemeen werkinstructie voor het personeel staat onder het kopje ‘Uiterlijke verzorging’ dat het dragen van opvallende sieraden verboden is.
De arbeidsinspectie heeft een rapport opgemaakt en heeft twee aanbevelingen geformuleerd:
– het wordt aanbevolen dat werknemers wordt gewezen op specifieke potentiële gevaren in de bedrijfsbranche, bij het maken van een persoonlijke overweging over het dragen van sieraden in het algemeen, en trouwringen in het bijzonder,
– Om te voorkomen dat handelingen moeten worden uitgevoerd onder spoed/ stress omstandigheden, zoals het springen over hekken, is het aan te bevelen dat bij een alarm in een object van een klant van een beveiligingsbedrijf, de patrouille agent de sleutel bij zich moet hebben of een voorziening moet hebben om de sleutel snel ter plaatse te krijgen;
Beoordeling rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de werkgever aansprakelijk was voor de schade van het slachtoffer. De werkgever ging in hoger beroep.
Beoordeling Hof
De werkgeversaansprakelijkheid in Curaçao is vastgelegd in het Civiele Wetboek en de Arbeidswet van Curaçao. Het kader voor de beoordeling van de aansprakelijkheid wordt gevormd door artikel 7A: 1614x BW.
Artikel 7A:1614x BW van het Civiele Wetboek (BW) op Curaçao en 7:658 BW van het Burgerlijk Wetboek (BW) in Nederland hebben beide betrekking op de werkgeversaansprakelijkheid in geval van schade die een werknemer tijdens de uitvoering van zijn werk oploopt, maar ze verschillen iets in opzet en inhoud. Artikel 7A:1614x BW van Curaçao regelt de aansprakelijkheid van de werkgever voor schade die een werknemer tijdens de uitvoering van zijn werk kan oplopen. De werkgever is aansprakelijk voor schade die een werknemer lijdt tijdens het werk, tenzij de schade is veroorzaakt door opzet of grove schuld van de werknemer zelf.
In artikel 7A: 1614x BW is opgenomen:
- De werkgever is verplicht (…) omtrent het verrichten van de arbeid zodanige regelingen te treffen en aanwijzingen te verstrekken, dat de arbeider tegen gevaar van lijf (…) zover beschermd is, als redelijkerwijze in verband met de aard van de arbeid gevorderd kan worden.
- Zijn die verplichtingen niet nagekomen, dan is de werkgever gehouden tot vergoeding der schade aan de arbeider dientengevolge in de uitoefening zijner dienstbetrekking overkomen, tenzij door hem het bewijs wordt geleverd, dat (…) die schade in belangrijke mate mede aan grove schuld van de arbeider is te wijten.
Schade in de uitoefening van de werkzaamheden
Het slachtoffer moet, net zoals in Nederland, gemotiveerd stellen en bij betwisting bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Dat heeft hij gesteld en de werkgever heeft het niet betwist, dus dat staat vast.
Anders dan in Nederland, moest het slachtoffer ook gemotiveerd stellen en bij betwisting aannemelijk maken dat het ontbrak aan (algemene) regelingen en (concrete) aanwijzingen van de werkgever over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden als patrouillerend beveiliger zo moest uitvoeren dat hem geen lichamelijk letsel zou overkomen.
Het hof gaat ervanuit, gezien het feit de aanbevelingen van de behoudens tegenbewijs als vaststaand worden aangenomen, dat (op de dag van het ongeval) die aanwijzing er niet was en die beschikbaarheid niet duidelijk geregeld was.
De werkgever moet, om na het voorgaande aansprakelijkheid te ontlopen, bewijzen dat zij zodanige (algemene) werkvoorschriften en (specifieke) aanwijzingen heeft gegeven dat het slachtoffer zou worden beschermd tegen een ongeval zoals dat heeft plaatsgevonden. Hier is de werkgever niet in geslaagd.
Grove schuld?
Als laatste kijkt het Hof naar de rol van het slachtoffer. De werkgever kan aansprakelijkheid ontlopen wanneer zij bewijst of ten minste aannemelijk maakt dat de schade in belangrijke mate aan grove schuld van het slachtoffer te wijten was. Het Hof concludeert dat daar geen sprake van was.
Conclusie
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak van de rechtbank en de aansprakelijkheid van de werkgever blijft staan.
Is u zelf een ongeval overkomen tijdens het werk en heeft u daarbij letsel opgelopen? Neem gerust contact op met een van onze advocaten!