Incassoklussen, kogels en cassatie: De Hoge Raad laat zich opnieuw uit over de vereisten voor de toekenning van shockschade
Op 11 november jl. heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een strafzaak die draait om het medeplegen van een poging tot moord en bedreiging van twee slachtoffers, waarin het hof de vordering van de benadeelde partij voor shockschade heeft afgewezen. De Hoge Raad laat zich onder andere uit over de vraag wanneer je als naaste/nabestaande in aanmerking voor vergoeding van shockschade. De uitspraak kunt u hier nalezen.
De feiten en het oordeel van het hof
Op 6 november 2019 heeft de verdachte en/of één van zijn medeverdachten in Duitsland met een vuurwapen één of meerdere kogels afgevuurd op een advocaat met het voornemen om de advocaat van het leven te beroven. De advocaat was curator in een faillissement en is bij de schietpartij in zijn been geraakt. Tevens wordt hem ten laste gelegd dat hij een eigenaar van een sportschool en een klant heeft bedreigd doordat verdachte, dan wel een medeverdachte, vier dagen eerder, op 2 oktober 2019, vier kogels af te vuren op één of meerdere ruiten van een sportschool.
De verdachte verklaart dat hij “incasso klussen” deed. Hij kreeg informatie over het bedrag en het adres en ging vervolgens bij de mensen langs om het “te regelen”. Nu werd hem gevraagd bij iemand langs te gaan die heel lastig was en dat hij bij een sportschool in de avond als niemand er was door de ramen moet schieten. De verdachte heeft dat naar eigen zeggen gedaan en zich ervan vergewist dat er op dat moment niemand aanwezig was. Daarnaast stelt hij dat er omhoog is geschoten, gericht op het plafond van de sportschool. De verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de beschieting van de advocaat.
Het hof heeft, net als de rechtbank in eerste aanleg, geoordeeld er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord op de advocaat op 6 november 2019 en zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van de eigenaar van de sportschool en de klant op 2 oktober 2019.
De partner van de advocaat heeft zich als benadeelde partij gevoegd in de strafzaak en vordert naast onder andere een vergoeding voor affectieschade ook een vergoeding voor shockschade. De partner van de advocaat geeft aan dat zij, kort nadat haar partner was neergeschoten, in een appbericht heeft gelezen dat er iemand gewond was geraakt bij een schietpartij in haar straat. Uit angst dat dit haar partner betrof, heeft zij contact met hem proberen te zoeken en uiteindelijk van een agent vernomen dat het inderdaad om haar partner ging en hij naar het ziekenhuis was gebracht. In het ziekenhuis hoorde ze na enige tijd dat haar partner werd een geopereerd aan een schotwond in zijn been. Ongeveer zes uur na de aanslag kon zij naar haar partner toe, welke weer wakker was.
Het hof geen ten aanzien van de shockschade aan dat zij begrijpt dat de partner van een advocaat de dag van de aanslag als zenuwslopend en emotioneel zwaar heeft ervaren, maar dat niet wordt voldaan aan het vereiste van een directe confrontatie met de jegens haar partner gepleegde onrechtmatige daad of de gevolgen ervan. De vordering voor shockschade wordt daarom afgewezen.
Voor wat betreft de vordering voor affectieschade stelt het hof vast dat uit de medische informatie volgt dat er sprake is van blijvende en ernstige beperkingen aan het been, hetgeen een grote impact heeft op het leven van de advocaat en zijn partner. Hoewel het hof niet kan vaststellen of er sprake is van een blijvende functiestoornis van 70% of meer, wijst het hof de vordering toe.
Cassatie
De verdachte gaat in cassatie tegen de uitspraak van het hof. Er wordt gecasseerd tegen het oordeel van het hof dat de verdachte opzet had op de bedreiging van de klant van de sportschool. Tevens wordt door de benadeelde partijen een cassatiemiddel ingesteld tegen het afwijzen van de vergoeding voor shockschade door het hof.
De Hoge Raad oordeelt dat voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling vereist is dat bij het slachtoffer in redelijkheid vrees kon ontstaan voor verlies van leven of zwaar lichamelijk letsel én dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het teweegbrengen van die vrees. In deze zaak had de verdachte verklaard dat hij juist had gewacht tot het rustig was, dat hij omhoog schoot om niemand te raken, en dat hij niet wist dat er nog iemand in de sportschool aanwezig was. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd dat de verdachte wist of had moeten weten dat er iemand aanwezig was.
Voor wat betreft het cassatiemiddel tegen het afwijzen van de vergoeding voor shockschade verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958), waarin hij oordeelt dat naast het geval van het zogenaamde Taxibus-arrest van 22 februari 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD5356) er daarna ook andere gevallen zijn geweest waarin shockschade is toegekend. Omdat in de praktijk er verschillende opvattingen naar voren komen over de vraag in welke gevallen er shockschade wordt toegekend, zoals ook naar voren komt in de conclusie van de advocaat-generaal in een andere zaak van 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958), ziet de Hoge Raad aanleiding om zijn rechtspraak hierover te verduidelijken.
De Hoge Raad overweegt dat degene die door een onrechtmatige daad een ander doodt of verwondt ook in omstandigheden onrechtmatig handelt jegens degene bij wie die confrontatie met de die daad of de gevolgen ervan een hevige emotionele schok teweegbrengt. Bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een emotionele schok teweeg is gebracht spelen volgens de Hoge Raad de volgende gezichtspunten een rol:
- De aard, toedracht en gevolgen van de onrechtmatige daad die jegens het primaire slachtoffer is gepleegd, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van de verwondingen van het primaire slachtoffer;
- De wijze waarop het secundaire slachtoffer is geconfronteerd met de daad en de gevolgen van het onrechtmatig handelen jegens het primaire slachtoffer. Hierbij kan onder meer worden betrokken of het secundaire slachtoffer fysiek aanwezig is geweest bij de onrechtmatige daad jegens het primaire slachtoffer of op andere wijze onmiddellijk kennis kreeg van dit onrechtmatige handelen, of pas later is geconfronteerd met de gevolgen. Bij een latere confrontatie weegt mee of de confrontatie onverhoeds was en of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis;
- De aard en gehechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat als er geen sprake is van een nauwe relatie er niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
De vergoeding voor de schade die wordt veroorzaakt door een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die voortvloeit uit het geestelijke letsel. Vereist is dat het bestaan van geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld, hetgeen in de rechtspraak er steeds op neer is gekomen dat er sprake moet zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Hiermee is beoogd om tot uitdrukking te brengen dat het geestelijk letsel qua aard, duur en/of gevolgen ernstig is en in voldoende mate objectiveerbaar. In dat kader oordeelt de Hoge Raad dat die objectiveerbaarheid er is indien het geestelijk letsel volgt uit een rapportage van een psychiater, huisarts of psycholoog, ook in het geval uit deze rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld volgt.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat er door de Hoge Raad geen wijzingen zijn aangebracht in de gezinspunten, maar er enkel een verduidelijking heeft plaatsgevonden door de gezichtspunten (nogmaals) een op rij te zetten.
In dit geval was er volgens de Hoge Raad geen directe confrontatie: de partner hoorde via de politie dat haar man was neergeschoten en zag hem pas zes uur later in het ziekenhuis. Dat is volgens de Hoge Raad onvoldoende om shockschade toe te kennen.
Conclusie
Omdat in de praktijk is gebleken dat er verschillend wordt geoordeeld over de vraag in welke gevallen shockschade dient te worden toegekend, heeft de Hoge Raad in dit arrest aanleiding gezien om de gezichtspunten aan de hand waarvan de beoordeling dient plaats te vinden, te verduidelijken.
Mocht u vragen hebben naar aanleiding van deze blog, neem dan vooral contact met ons op. Dat kan via het telefoonnummer boven in beeld of via info@jba.nl.
