Wie hakt de knoop door? De rechter of de deskundige
Op 9 maart 2001 is het slachtoffer betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Na 24 jaar ervaart het slachtoffer nog steeds klachten die zij aan het ongeval toeschrijft en komen partijen geen stap verder. Partijen zijn er in al die jaren niet in geslaagd om tot een regeling over de schade te komen, maar hebben ook geen verder medisch onderzoek laten verrichten. Uiteindelijk start het slachtoffer een dagvaardingsprocedure, om de zaak door een rechter te laten beslissen. Maar doet de rechter dat? Deze vraag kwam voor bij de Rechtbank Den Haag.
Toedracht
Op 9 maart 2001 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden. Een bestuurder van een vrachtwagen verzuimde voorrang te verlenen aan het slachtoffer, waardoor de personenauto van het slachtoffer in de linkerflank werd aangereden. Het slachtoffer is wegens de impact met haar hoofd tegen het portier gebotst. Het lijkt een high impact aanrijding te zijn geweest, de auto was total loss.
Het slachtoffer is per ambulance naar de Spoed Eisende Hulp overgebracht. Aldaar bleek dat het slachtoffer een wondje had in haar hoofdhuid. Daarnaast ervaarde zij veel pijnklachten aan haar hoofd en nek en had zij last van tintelende vingers. Gelukkig werden er geen breuken of andere traumatische afwijkingen geconstateerd. Het vermoeden betrof dat er mogelijk sprake was van een hersenschudding.
Sinds het ongeval is het slachtoffer langdurig en veelvuldig onder behandeling geweest bij meerdere medici. Het slachtoffer stelt dat zij sinds het ongeval last heeft van diverse klachten c.q. beperkingen die haar ernstig beperken en waardoor zij arbeidsongeschikt is geworden.
Geschil
Partijen verschillen van mening over de medische gevolgen van het ongeval. De medisch adviseur van het slachtoffer vindt dat er sprake is van een chronisch postwhiplash- of postcommotioneel syndroom ten gevolge van het ongeval. De medisch adviseur van Allianz meent dat er ook voor het ongeval verschillende medische klachten bestonden die ook zonder ongeval tot klachten van psychiatrische aard zouden hebben geleid. De klachten die volgens het slachtoffer door het ongeval komen, kunnen ook een andere oorzaak hebben.
Het slachtoffer heeft in 2016, vijftien jaar na het ongeval, aan de rechtbank gevraagd om verschillende deskundigen te benoemen om de medische gevolgen en de schade in kaart te brengen. Dit verzoek heeft zij echter ook weer ingetrokken. In 2021 heeft Allianz de onderhandelingen formeel afgebroken. Allianz had tot dan toe € 7.000,00 op de schade van het slachtoffer bevoorschot.
Bij dagvaarding van april 2024 is het slachtoffer een nieuwe procedure begonnen. Zij heeft de rechter – kort gezegd – gevraagd te beslissen dat Allianz haar nog ruim 1,2 miljoen euro moet betalen. Zij legt daaraan ten grondslag dat er ten aanzien van de whiplashklachten sprake is van een plausibel klachtenpatroon. Volgens haar is sprake van een causaal verband tussen haar gezondheidsklachten en het ongeval. Daarnaast stelt zij dat zij voorafgaand aan het ongeval geen relevante of invaliderende klachten had.
Allianz betwist echter dat sprake is van een plausibel klachtenpatroon en het causaal verband tussen de door de verzoekster gestelde klachten en het ongeval. Volgens Allianz staan de pre-existente klachten mogelijk als alternatieve oorzaken in de weg om het causaal verband aan te kunnen nemen. Allianz meent dat er geen schadevergoedingsplicht meer op hun rust.
Oordeel van de rechtbank
Het gaat in deze procedure om de vraag of het slachtoffer kampt met gezondheidsklachten die het gevolg zijn van het haar overkomen ongeval en of deze voor het slachtoffer beperkingen in haar functioneren en verdienvermogen meebrengen. Het is aan de benadeelde om te stellen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat zij aan gezondheidsklachten lijdt die het gevolg zijn van het ongeval. Vervolgens is het aan haar om te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat zij als gevolg van de gezondheidsklachten de door haar gestelde schade lijdt.
Whiplashklachten is niet zichtbaar op beeldvormend materiaal. Dat betekent niet dat zij niet bestaan. Het bestaan van het klachtenpatroon kan worden aangenomen als de klachten reëel, niet voorgewend, niet ingebeeld en niet overdreven zijn en als sprake is van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. Volgens de rechtbank heeft het slachtoffer gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat zij als gevolg van het ongeval verschillende gezondheidsklachten ervaart. Of die gezondheidsklachten geheel of gedeeltelijk door het ongeval komt, kan de rechter zonder nadere informatie niet vaststellen. Dit verband tussen gezondheidsklachten en het ongeval kan worden vermoed als a) voor het ongeval geen sprake was van dezelfde of vergelijkbare klachten, b) het ongeval de klachten kan veroorzaken en c) een alternatieve verklaring ontbreekt. Is het causaal verband tussen de klachten van het slachtoffer en het ongeval vastgesteld, dan moet – ten derde – worden beoordeeld of die klachten ook tot beperkingen leiden. Ook voor wat betreft het bestaan, de ernst en de impact van die beperkingen op het algehele functioneren van het slachtoffer, rusten de stelplicht en de bewijslast op haar. Is vast komen te staan dat bij het slachtoffer sprake is van beperkingen in de hiervoor bedoelde zin, dan dient – ten vierde – te worden beoordeeld of zij, naar de maatstaf van artikel 6:98 BW, als gevolg daarvan schade heeft geleden, en zo ja, wat de omvang daarvan is.
De medisch adviseurs verschillen over alle aspecten van het klachtenpatroon en het causaal verband met het ongeval van mening. De rechtbank acht een onafhankelijk medisch oordeel noodzakelijk om het ongevalsgerelateerde letsel te kunnen vaststellen. Een deskundigenonderzoek zou inzicht geven in de situatie zonder het ongeval en na het ongeval. Volgens de rechtbank moet nog onderscheid worden gemaakt tussen de pre-existente klachten (de klachten die al bestonden voor het ongeval) en predispositie (een voor het ongeval bestaande latente kwetsbaarheid). Derhalve wordt door de rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen.
Allereerst acht de rechtbank een neurologisch onderzoek aangewezen. Volgens verzoekster is het beschikbare huisartsenjournaal en alle overige medische informatie overlegd. Allianz betwist echter dat de overgelegde medische informatie compleet is en is van mening dat derhalve de vorderingen van verzoekster bij voorbaat moeten worden afgewezen. De rechtbank gaat aan dit standpunt voorbij en oordeelt dat het ontbreken van medische informatie geen grond is voor afwijzing van de voorliggende vorderingen. Ten aanzien van het verzoek van de verzoekster dat een neuropsychologisch onderzoek moet plaatsvinden oordeelt de rechtbank dat het benoemen van een neuroloog volstaat. Daarbij oordeelt de rechtbank dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige op grond van artikel 198 lid 3 Rv. Indien niet aan deze verplichtingen wordt voldaan, kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
Conclusie
Over het whiplashklachten beeld bestaat er geregeld discussie. Kan worden bewezen dat de klachten (en het klachtenpatroon) bestaan, staan die klachten in causaal verband met het ongeval en leidt dit dan tot beperkingen en schade? Deze vragen raken het snijvlak van een medische beoordeling en een juridische beoordeling. De rechtbank kan deze zaak echter niet zonder medische beoordeling afdoen en beveelt een onderzoek door een neuroloog voor de beantwoording van vragen met betrekking tot de hypothetische situatie zonder het ongeval en de situatie met het ongeval.