Géén directe aanrijding, automobiliste tóch aansprakelijk voor val scooter op rotonde  

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag zich uitgelaten over de vraag of een automobiliste aansprakelijk is jegens de bestuurder van een scooter die op een rotonde in een schrikreactie heeft geremd en ten val is gekomen, terwijl van een directe aanrijding geen sprake was. De uitspraak is op 20 januari 2023 gepubliceerd en kunt u hier teruglezen.

Feiten

Op 20 oktober 2018 overkwam de bestuurder van een scooter een eenzijdig verkeersongeval. Hij reed over het fietspad van een rotonde toen hij werd opgeschrikt door een automobiliste. De automobiliste reed in haar auto over de rotonde en wilde deze verlaten. Om de rotonde te verlaten moest de automobiliste het fietspad kruisen waarover de bestuurder van de scooter reed. Voor deze kruising stonden haaientanden, welke de automobiliste ertoe verplichtten voorrang te verlenen aan de bestuurder van de scooter. De automobiliste bracht haar auto rijkelijk laat tot stilstand: zij stopte óp de haaientanden, in plaats van vóór de haaientanden. Zij stopte wel vóór het fietspad. De bestuurder van de scooter schrok van (het laat remmen van) de auto en heeft dusdanig hard geremd dat hij ten val is gekomen. De auto en de scooter hebben elkaar niet geraakt.

De bestuurder van de scooter heeft zijn linkerelleboog en zijn linkerschouder gebroken als gevolg van het ongeval. Hij is van mening dat de automobiliste aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval. Volgens de bestuurder van de scooter heeft de automobiliste toen zij de kruising met het fietspad naderde onvoldoende laten blijken dat zij hem had gezien en voorrang aan hem zou verlenen. Hij heeft de automobiliste en Achmea, de wettelijke aansprakelijkheidsverzekeraar van de auto, aansprakelijk gesteld voor zijn schade.

Aansprakelijkheid automobiliste

De rechtbank buigt zich allereerst over de vraag of de automobiliste aansprakelijk is voor het ongeval. Volgens de rechtbank is dit het geval. De rechtbank is van mening dat de automobiliste gezien de verkeerssituatie onvoldoende voorzichtig en oplettend is geweest bij het verlaten van de rotonde en dus een verkeersfout heeft gemaakt. Dit betekent dat Achmea als verzekeraar van de automobiliste aansprakelijk is voor het ongeval en de schade van de bestuurder van de scooter als gevolg van het ongeval moet vergoeden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.

De rechtbank stelt voorop dat de verkeerssituatie op een rotonde vaak onoverzichtelijk is en dat verkeersdeelnemers op en rond een rotonde daarom extra oplettend en voorzichtig moeten zijn. Dat geldt ook voor de rotonde waar het ongeval is gebeurd. De automobiliste heeft verklaard dat zij over haar rechterschouder heeft gekeken toen zij vlak bij de haaientanden was en daadwerkelijk wilde afslaan. Toen zag zij de scooter snel dichterbij komen, waarna zij heeft geremd. Zij heeft haar auto uiteindelijk tot stilstand gebracht óp de haaientanden, enkele meters van de kruising met het fietspad.

Volgens de rechtbank is de automobiliste in de gegeven situatie onvoldoende oplettend en voorzichtig geweest, door pas vlak vóór de kruising met het fietspad over de schouder te kijken en vervolgens, toen zij de scooter zag, te remmen. Doordat de automobiliste pas op die plek voor het eerst naar het overige verkeer keek, heeft zij de bestuurder van de scooter pas laat gezien en hem daarom ook niet kunnen laten merken dat zij hem voorrang zou verlenen. Dit is een verkeersfout die haar valt toe te rekenen, aldus de rechtbank. De rechtbank weegt verder mee dat de automobiliste pas óp de haaientanden, vlak voor het fietspad, tot stilstand is gekomen. Onder deze omstandigheden valt de schrikreactie van de bestuurder van de scooter volgens de rechtbank goed te begrijpen. De schrikreactie kan de automobiliste volgens de rechtbank worden verweten.

De automobiliste had volgens de rechtbank eerder naar het overige verkeer moeten kijken en moeten remmen. Dat zou anders zijn als de bestuurder van de scooter zich dusdanig onvoorzichtig heeft gedragen, dat de automobiliste daarmee geen rekening hoefde te houden. Daarbij geldt dat automobilisten in zekere mate rekening moeten houden met onvoorzichtig gedrag en verkeersfouten van andere weggebruikers. In onderhavige situatie zijn er echter geen aanwijzingen dat de bestuurder van de scooter reed op een manier waarop de automobiliste niet hoefde te rekenen. Niet gebleken bijvoorbeeld is dat de bestuurder van de scooter sneller reed dan wettelijk is toegestaan.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Achmea als verzekeraar van de automobiliste aansprakelijk is voor het ongeval en de schade van de bestuurder van de scooter als gevolg van het ongeval moet vergoeden.

Eigen schuld?

De rechtbank buigt zich vervolgens over de vraag of er reden is om de schadevergoedingsplicht van Achmea te verminderen vanwege eigen schuld aan de zijde van de bestuurder van de scooter. De rechtbank doet dat aan de hand van artikel 6:101 BW en komt uiteindelijk tot het oordeel dat de gedragingen van beide partijen in gelijke mate hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en de schade, waardoor Achmea 50% van de schade van de bestuurder van de scooter dient te vergoeden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.

Volgens de rechtbank staat voorop dat verkeersdeelnemers op een rotonde extra goed moeten opletten en voorzichtig moeten zijn. Dit geldt ook voor de bestuurder van de scooter. De bestuurder van de scooter kende de rotonde en heeft verklaard dat het vaker gebeurt dat auto’s zonder richting aan geven afslaan, of dat zij opeens van richting veranderen. Volgens de rechtbank had de bestuurder van de scooter daarom zijn snelheid zodanig moeten aanpassen dat hij veilig zou kunnen stoppen, ook als hij plotseling zou moeten remmen. Hij wist dat auto’s vaker de fout ingaan op deze rotonde en hij had daarop moeten anticiperen. Dat hij dit niet heeft gedaan, valt hem volgens de rechtbank te verwijten.

De rechtbank vat samen dat de automobiliste kan worden toegerekend dat zij onvoldoende oplettend is geweest bij het verlaten van de rotonde. Zij heeft te laat gekeken of er verkeer op het fietspad reed dat zij voorrang moest verlenen en zij heeft te laat geremd, waardoor zij niet tijdig heeft laten merken aan de bestuurder van de scooter dat zij hem voorrang zou verlenen. Voorgenoemde omstandigheid heeft naar het oordeel van de rechtbank evenveel bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval als het feit dat de bestuurder van de scooter onvoldoende heeft geanticipeerd op de drukke verkeerssituatie op de rotonde en (gelet op de omstandigheden) te snel reed, waardoor hij bij plotseling remmen ten val is gekomen. De rechtbank komt wat betreft de verdeling van de wederzijdse causaliteit daarom tot de slotsom dat de aan beide partijen toe te rekenen omstandigheden voor 50% aan het ontstaan van het ongeval en de schade hebben bijgedragen.

Billijkheidscorrectie?

Artikel 6:101 BW biedt de mogelijkheid om na invulling van de wederzijdse causaliteit nog tot een andere verdeling van de schade te komen middels de billijkheidscorrectie. Bij de beantwoording van de vraag of de billijkheid – gelet op de persoonlijke en maatschappelijke belangen die bij het gegeven geval zijn betrokken – een andere verdeling eist, moet rekening worden gehouden met de ernst en de mate van verwijtbaarheid van de over en weer gemaakte fouten en met alle andere omstandigheden van het geval, waaronder de gevolgen van het ongeval en de ernst daarvan.

De bestuurder van de scooter heeft een beroep gedaan op de billijkheidscorrectie. Hij heeft gewezen op de ingrijpende impact van het ongeval en de ernst van zijn letsel. Hij heeft zijn stellingen op dit punt echter niet verder toegelicht. Ter zitting is slechts duidelijk geworden dat de bestuurder van de scooter met name bij de invulling van zijn vrije tijd gehinderd wordt door de klachten aan zijn linkerschouder, maar de rechtbank ziet op basis van alleen het voorgaande geen reden voor toepassing van de billijkheidscorrectie. De schadevergoedingsplicht van Achmea wordt derhalve vastgesteld op 50%.

Conclusie

De uitspraak van de Rechtbank Den Haag illustreert: ook bij een eenzijdig ongeval waarbij van een directe aanrijding geen sprake is, bestaat de mogelijkheid dat de benadeelde jegens de wederpartij aanspraak kan maken op vergoeding van zijn schade. Wel dient de benadeelde in casu de helft van zijn schade zelf te dragen, omdat hij zelf ook onvoorzichtig is geweest. Toepassing van de billijkheidscorrectie had wellicht nog tot een schadevergoedingsverdeling kunnen leiden in het voordeel van de bestuurder van de scooter, ware het niet dat een verdere toelichting op dit punt ontbrak.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *